Onderhoud
aandrijfsysteem
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. De correcte
spanning is 1,72 bar in de achterbanden en 1,03 bar
in de voorbanden. Als de machine over een cabine
beschikt, dienen zowel de voor- als de achterbanden
opgepompt te worden tot 1,72 bar. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. De bandenspanning kan het best bij
koude banden worden gecontroleerd.
Figuur 42
Corrigeren van het verlopen
van de uitlijning van de
besturing
1.
Druk de schakelaar voor de besturingsselectie
(Figuur
43) naar achteren voor vierwielbesturing.
1. Schakelaar voor besturingsselectie
2.
Op een verharde of aarden ondergrond draait
u het stuur naar links of rechts en blijft u
draaien tot alle vier de wielen stoppen met
draaien. De wieluitlijning zou nu automatisch
gesynchroniseerd moeten worden.
Belangrijk:
gras, zou dat kunnen leiden tot beschadiging
van het gras onder de draaiende banden.
g001055
49
Figuur 43
Als u deze procedure uitvoert op
g014390