Onderhoud en reparatie
Gevaar
Foutieve of gebrekkig
uitgevoerde
onderhoudswerkzaamheden bij
beperkt zicht
4
TRANSPORT, INSTALLATIE EN INBEDRIJFSTELLING
In dit hoofdstuk wordt behandeld welke werkstappen bij de installatie en inbedrijfstelling van de
zaaimachine worden uitgevoerd, wat daarbij moet worden gedaan en waarop moet worden gelet.
4.1
ZAAIMACHINE OP EEN GRONDBEWERKINGSMACHINE
BEVESTIGEN
Doel
Voor de toepassing op het veld kan de zaaimachine op een grondbewerkingsmachine zoals bijvoorbeeld
een cultivator of een eg worden bevestigd. De bevestiging moet individueel worden aangebracht.
Voorwaarden
Aan de volgende voorwaarde moet voor deze werkstap zijn voldaan:
De machine is spanningsloos geschakeld, zie daarvoor Zaaimachine spanningsloos schakelen op
pagina 33.
De grondbewerkingsmachine is voor de aanbouw van de zaaimachine geschikt – informatie daarover
verkrijgbaar bij de fabrikant van de grondbewerkingsmachine.
Benodigde onderdelen, hulpmiddelen en materialen
Voor deze werkstap zijn de volgende onderdelen, hulpmiddelen en materialen nodig:
Contraplaat
Schroeven Ø > 10 mm, sterkteklasse 8.8 of hoger
Zelfborgende bevestigingen (moeren)
Hefwerktuig, dat voor de massa van de betreffende machinevariant geschikt is, zie daarvoor
Technische gegevens op pagina 8.
Overzicht
Nr.
Aanduiding
1
Contraplaat
2
zaaimachine
Waar resp. in welke situaties
treedt het gevaar op?
Bij slechte
verlichtingsomstandigheden
Tegenmaatregel
Het onderhoud moet eventueel
met extra hulpverlichting worden
uitgevoerd.
16