Toespoor achterwielen
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaar-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
1.
Meet de afstand hart-op-hart van het toespoor
(ter hoogte van de assen) aan de voorzijde en
de achterzijde van de stuurwielen
Opmerking:
De afstand aan de voorzijde
moet 3 mm korter zijn dan de afmeting aan de
achterzijde.
Figuur 53
1. Voorzijde tractie-eenheid
2. 3 mm minder dan de
achterzijde van het wiel
2.
Om het toespoor af te stellen, moet u de pen en
moer van één van de kogelverbindingen van de
spoorstang verwijderen
Figuur 54
1. Klem van de trekstang
3.
Verwijder de kogelverbinding van de trekstang
uit de steun van de differentieelbehuizing.
4.
Draai de klemmen aan beide uiteinden van de
spoorstangen los
5.
Draai de losgezette kogelverbinding 1 hele slag
naar binnen of naar buiten.
(Figuur
3. Afstand hart-tot-hart
(Figuur
54).
2. Kogelverbinding van
trekstang
(Figuur
54).
6.
Zet de klem vast op het losse uiteinde van de
trekstang.
7.
Draai de complete trekstang 1 hele slag in
dezelfde richting (naar binnen of naar buiten).
Opmerking:
aangesloten uiteinde van de trekstang.
8.
Plaats de kogelverbinding in de steun van de
differentieelbehuizing en draai de moer met de
53).
hand vast.
9.
Meet het toespoor.
10.
Indien nodig nogmaals afstellen.
11.
Draai de moer vast en monteer een nieuwe pen
als de afstelling correct is.
g009169
g009718
50
Zet de klem vast op het