1.
Plaats de machine op een horizontaal vlak,
laat de maaidekken neer, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje.
2.
Reinig de omgeving van de vulbuis en de dop
van de hydraulische tank
Figuur 22
1. Dop van hydraulische tank
3.
Verwijder de dop van de vulbuis.
4.
Verwijder de peilstok uit de vulbuis en veeg deze
af met een schone doek.
5.
Steek de peilstok in de vulbuis, haal hem
er vervolgens weer uit en controleer het
vloeistofpeil.
Opmerking:
Het vloeistofpeil moet tussen de
2 markeringen op de peilstok staan.
6.
Als het peil te laag is, vult u genoeg vloeistof bij
totdat het peil de bovenste markering bereikt.
7.
Plaats de peilstok en de dop op de vulbuis.
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht
laten ontsnappen om de luchtdruk te verminderen.
De luchtdruk in de achterbanden moet 1,38 bar zijn.
Controleer de bandenspanning elke dag.
Belangrijk:
Zorg ervoor dat alle banden steeds
de aanbevolen bandenspanning hebben, hierdoor
kan de machine optimale maaiprestaties leveren
en goed functioneren. Pomp de banden niet te
zacht op.
(Figuur
22).
g012394
De motor starten en
stoppen
Motor starten
Belangrijk:
Het brandstofsysteem moet worden
ontlucht indien zich één van de volgende situaties
heeft voorgedaan:
•
De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
•
Er is onderhoud uitgevoerd aan componenten van
het brandstofsysteem.
1.
Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop
dat het pedaal in de neutraalstand staat. Stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet gashendel op laag stationair.
3.
Draai het contactsleuteltje op LOPEN. Het
indicatielampje van de gloeibougie gaat
branden.
4.
Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje op Start.
Belangrijk:
Laat de startmotor niet langer
dan 15 seconden achter elkaar draaien omdat
de startmotor hierdoor vroegtijdig defect kan
raken. Als de motor na 15 seconden niet wil
starten, moet u het sleuteltje op UIT draaien,
de bedieningsorganen controleren, nog eens
15 seconden wachten en de startprocedure
herhalen.
5.
Laat het sleuteltje direct los als de motor start en
laat dit weer terugkeren naar Lopen.
6.
Zet de gashendel in de gewenste stand.
Als de temperatuur beneden -7 °C is, kunt u de
startmotor 30 seconden laten draaien. Daarna
moet u de startmotor 60 seconden afzetten
voordat u een tweede startpoging onderneemt.
VOORZICHTIG
Zet de motor af en wacht totdat
alle bewegende delen tot stilstand
gekomen zijn voordat u controleert op
olielekken, losse onderdelen en andere
waarneembare defecten.
Motor afzetten
Belangrijk:
Laat de motor 5 minuten stationair
lopen voordat u deze afzet of nadat de machine
volledig belast is gebruikt. Hierdoor kan de
turbocompressor afkoelen voordat u de motor
afzet. Indien u dit nalaat, kunnen er problemen
met de turbocompressor ontstaan.
Opmerking:
Laat de maaidekken altijd neer op
de grond als u de machine parkeert. Dit vermindert
29