Programmering met TAPPS2 / CAN-Bus
CAN-analoge ingangen
Er kunnen tot 64 CAN-analoge ingangen geprogrammeerd worden. Deze worden door de opgave van
het verzend-knoopnummer en het nummer van de CAN-uitgang van de verzendknoop vastgelegd.
Knoopnummer
Na invoer van het knoopnummer van de verzendknoop worden de verdere instellingen uitgevoerd.
Van het apparaat met dit knoopnummer wordt de waarde van een CAN-analoge uitgang
overgenomen.
Voorbeeld: Op CAN-analoge ingang 1 wordt van apparaat met het knoopnummer 1 de waarde van de
CAN-analoge uitgang 1 overgenomen.
Omschrijving
Aan iedere CAN-ingang kan een eigen omschrijving gegeven worden. De keuze van de omschrijving
geschiedt zoals bij de ingangen uit verschillende betekenisgroepen of gebruikersgedefinieerd.
Voorbeeld:
CAN-Bus time-out
Vastleggen van de time-outtijd van de CAN-ingang (minimale waarde: 5 minuten).
Zolang de informatie voortdurend vanuit de CAN-Bus wordt ingelezen, is de netwerkfout van de CAN-
ingang „Nee".
Heeft de laatste actualisering van de waarde langer als de ingestelde time-outtijd plaatsgevonden,
gaat de netwerkfout van „Nee" naar „Ja". Dan kan worden vastgelegd, of de laatst overgedragen
waarde of een te kiezen vervangingswaarde uitgegeven wordt (alleen bij instelling meetgrootheid:
Gebruikersgedef.).
Omdat de netwerkfout als bron voor een functie-ingangsvariabelen kan worden gekozen, kan op de
uitval van een CAN-Bus of van de verzendknoop worden gereageerd.
In de systeemwaardes / Algemeen staat de netwerkfout van alle CAN-ingangen ter beschikking.
28