CAN-Bus
Het CAN-netwerk maakt de communicatie mogelijk tussen CAN-Busapparaten. Door het verzenden
van analoge of digitale waardes via CAN-uitgangen kunnen andere CAN-Busapparaten deze waardes
als CAN-ingangen overnemen.
Er kunnen tot 62 CAN-Busapparaten in een netwerk worden opgenomen.
Ieder CAN-Busapparaat dient over een eigen knoopnummer in het netwerk te beschikken.
De bekabeling/ opbouw van een CAN-Busnetwerk wordt in de montagehandleiding beschreven.
Wordt een CAN-ingang of CAN-uitgang in de tekening ingevoegd, dan kunnen vervolgens pas de
instellingen van de regelaar worden vastgelegd. Deze gelden vervolgens voor alle andere CAN-
elementen.
CAN-instellingen voor de CAN-EZ2
Deze instellingen kunnen ook in het menu Bestand/ Instellingen / Apparaat-instellingen..." worden
gedaan:
Knoop
Vastleggen van het eigen CAN-knoopnummer (Instelbereik: 1 – 62). Het fabrieksmatig ingestelde
knoopnummer van de module is 40.
Busrate
De standaard busrate van het CAN-netwerk bedraagt 50 kbit/s (50 kBaud), welke voor de meeste
CAN-Busapparaten voorgegeven is.
Belangrijk:
In het CAN-Busnetwerk dienen alle apparaten over dezelfde overdrachtssnelheid te
beschikken om met elkaar te kunnen communiceren.
De busrate kan tussen 5 en 500 kbit/s worden ingesteld, waarbij bij lagere busrates langere
netwerkwerken mogelijk zijn (zie montagehandleiding).
Programmering met TAPPS2 / CAN-Bus
25