Sensorfout
Bij geactiveerde „Sensorcheck" staat de sensorfout als ingangsvariabele van functies ter beschikking:
Status „Nee" voor een correct werkende sensor en „Ja" voor een defecte (kortsluiting of
onderbreking). Hiermee kan bv. op de uitval van een sensor worden gereageerd.
In de Systeemwaardes/ Algemeen staat de sensorfout van alle ingangen ter beschikking.
Worden de standaard drempelwaardes gekozen, dan wordt een kortsluiting bij onderschrijden van de
onderste meetgrens en een onderbreking bij overschrijden van de bovenste meetgrens weergegeven.
De standaardwaardes voor temperatuursensoren zijn bij kortsluiting -9999,9°C en bij onderbreking
9999,9°C. Deze waardes worden in geval van een fout voor de interne berekening gebruikt.
Door een goede keuze van drempelwaardes en waardes kan bij uitval van een sensor aan de regelaar
een vaste waarde worden opgegeven, waarmee een functie in noodbedrijf verder kan functioneren.
Voorbeeld: Wordt de drempelwaarde van 0°C (= „Drempelwarde") onderschreden, wordt een waarde
van 20,0°C (= "Uitgavewaarde") voor deze sensor weergegeven en uitgegeven (vaste hysterese:
1,0°C). Tegelijkertijd wordt de status „Sensorfout" op „Ja" gezet.
sensorfout (rode rand) weergegeven.
De kortsluitwaarde kan alleen onder de onderbrekingswaarde worden gedefinieerd.
Bij de spanningsmeting van de ingangen (max. 3,3V) dient erop te worden gelet, dat de interne
weerstand van de spanningsbron 100 Ohm niet mag overschrijden, om de nauwkeurigheid volgens de
technische gegevens niet te onderschrijden.
Weerstandsmeting: bij de instellingen van de procesgrootte „dimensieloos" is de meting alleen tot
30kOhm mogelijk. Bij instelling procesgrootte „weerstand" en meting van weerstanden >15kOhm
dient de gemiddelde waardetijd te worden verhoogd, omdat de waardes licht schommelen.
Weerstandstabel van de verschillende sensortypes
Temp.
[°C]
0
PT1000
[Ω]
1000 1039 1078 1097 1117 1155 1194 1232 1271 1309 1347 1385
KTY
[Ω]
1630 1772 1922 2000 2080 2245 2417 2597 2785 2980 3182 3392
(2kΩ)
KTY
[Ω]
815
(1kΩ)
PT100
[Ω]
100
PT500
[Ω]
500
Ni1000
[Ω]
1000 1056 1112 1141 1171 1230 1291 1353 1417 1483 1549 1618
Ni1000
[Ω]
1000 1045 1091 1114 1138 1186 1235 1285 1337 1390 1444 1500
TK5000
Het standaardtype van Technische Alternative is PT1000.
PT100, PT500: omdat deze sensoren vanwege externe storingsinvloeden gevoeliger zijn, dienen de
sensorkabels te zijn afgeschermd en dient de gemiddelde waardetijd te worden verhoogd.
Desondanks kan de voor de PT1000-sensoren geldende nauwkeurigheid volgens de technische
gegevens niet gegarandeerd worden.
10
20
25
886
961 1000 1040 1122 1209 1299 1392 1490 1591 1696
104
108
110
520
539
549
Programmering met TAPPS2 / Ingangen
Heeft de sensor 0°C onderschreden,
wordt
uitgegeven, tegelijkertijd wordt een
30
40
50
112
116
119
558
578
597
daarom
meetwaarde
60
70
80
123
127
131
616
635
654
20°C
90
100
135
139
674
693
21