Kanaal
Het kanaal van een zender kan in één of meerdere ontvangers worden gepro-
grammeerd. De aansturing van één ontvanger is een individueel commando,
die van meerdere ontvangers een groepscommando.
Kanaalcontrolelampje
Een radiosignaal wordt gesignaleerd door het oplichten van het kanaalcontro-
lelampje. Als het batterijvermogen zwakker wordt, dan knippert het kanaalcon-
trolelampje bij het zenden. Het zendvermogen of de reikwijdte van het radio-
signaal wordt door afnemen van het batterijvermogen gereduceerd. Als het
kanaalcontrolelampje bij indrukken van een toets niet meer oplicht, dan moet
de batterij worden vervangen.
Draadloze besturing programmeren
1) Masterzender programmeren
a) Ontvanger in de programmeermodus zetten
Met de masterzender wordt de eerste in een ontvanger ge-
programmeerde zender bedoeld. In tegenstelling tot andere
erbij geprogrammeerde zenders is het met de masterzender
o.a. mogelijk de eindposities in te stellen (bij buismotoren
met geïntegreerde draadloze ontvanger) en andere zenders
bij te programmeren of te wissen. Masterzenders kunnen al-
le zenders zijn die een aparte OP-, STOP-, NEER-toets en
een programmeertoets hebben.
Neem goed nota van de montage- en gebruiksaanwijzing van
de ontvanger.
Bedien de programmeertoets op de zender met een geschikt
cilindrisch gereedschap (bijv. balpen).
• Schakel de spanningsvoorziening van de ontvanger uit en na 5 seconden
weer in.
of
• Bedien de programmeertoets of de zwarte schakelaar (antennesymbool)
van de ontvanger.
De ontvanger bevindt zich nu gedurende 3 minuten in de programmeermodus.
36 - nl
Functiebeschrijving