Om te bepalen op welke heuvels of hellingen
u veilig kunt werken, moet het maaigebied
geïnspecteerd worden. Hierbij moet u altijd
uw gezond verstand gebruiken en rekening
houden met de conditie van het gazon en het
risico dat de machine omkantelt. Om vast te
stellen op welke heuvels of hellingen veilig
kan worden gewerkt, moet u de inclinometer
gebruiken die wordt geleverd bij elke machine.
Om het maaigebied te inspecteren, legt u
een plank van 1,25 meter op de helling en
meet u de hellingshoek. Met behulp van
de plank van 1,25 m krijgt u een idee van
de gemiddelde hellingshoek, maar hierbij
wordt geen rekening gehouden met kuilen
en gaten die de hellingshoek abrupt kunnen
veranderen. De maximale hellingshoek mag
niet meer zijn dan 20 graden.
De machine is daarnaast uitgerust met
een hoekindicator die is gemonteerd op de
stuurbuis. De indicator toont de hoek van
de helling waarop de machine zich bevindt,
en geeft de aanbevolen maximale hoek van
25 graden aan.
•
Oefen u in het gebruik van de machine en zorg
ervoor dat u ermee helemaal vertrouwd raakt.
•
Start de motor en laat deze op halfgas stationair
lopen om warm te worden. Duw de gashendel
helemaal naar voren, breng de maaidekken
omhoog, zet de parkeerrem vrij, druk het
tractiepedaal in om vooruit te rijden in en rij
voorzichtig naar een open terrein.
•
Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in
starten en stoppen van de machine. Als u de
machine wilt stoppen, neemt u uw voet van het
tractiepedaal en laat u deze terugkeren in de
neutraalstand, of trapt u het achteruit-pedaal
in. Als u een helling afdaalt, zult u soms het
achteruitpedaal moeten gebruiken om te stoppen.
•
Als u op een helling rijdt, verdient het aanbeveling
langzaam te rijden om de macht over het
stuur te behouden en geen bochten te maken
om te voorkomen dat de machine omkantelt.
Op hellingen moet u de heuvelopwaartse
Sidewinder-maaidekken inschakelen ten behoeve
van een betere stabiliteit. Omgekeerd wordt de
stabiliteit minder als u de maaidekken inschakelt
terwijl u hellingafwaarts rijdt. U moet dit altijd doen
voordat u op een helling gaat rijden.
•
Maai indien mogelijk hellingopwaarts en
hellingafwaarts en niet dwars over een helling.
Zorg ervoor dat de maaidekken zijn neergelaten
als u hellingafwaarts rijdt, zodat u de macht over
het stuur behoudt. Draai niet op een helling.
•
Oefen met het ontwijken van obstakels met de
maaidekken omhoog en omlaag. Wees voorzichtig
als u tussen objecten rijdt zodat u de machine of
de maaidekken niet beschadigt.
•
U moet vertrouwd raken met de omvang van de
maaidekken zodat ze nergens aan blijven hangen
op of een andere manier schade oplopen.
•
Beweeg de maaidekken niet heen en weer,
behalve als de maaidekken zijn omlaag zijn en de
machine in beweging is, of als de maaidekken
omhoog zijn in de transportstand. Als u de
maaidekken heen en weer beweegt terwijl de
maaidekken omlaag zijn en de machine niet in
beweging is, kan de grasmat worden beschadigd.
•
Rijd altijd langzaam op oneffen terrein.
•
Als er iemand in of in de buurt van het maaigebied
verschijnt, moet u de machine stoppen en
pas verder gaan als er niemand meer in het
maaigebied is. De machine is ontworpen voor 1
persoon. Laat nooit iemand anders meerijden op
de machine. Dit is uiterst gevaarlijk en kan ernstig
letsel veroorzaken.
•
Een ongeluk kan iedereen overkomen. De meest
voorkomende oorzaken zijn te hoge snelheden,
abrupte bochten, terreinomstandigheden (niet
weten welke hellingen en heuvels veilig kunnen
worden gemaaid), de bestuurdersstoel verlaten
zonder eerst de motor af te zetten en gebruik van
medicijnen die de aandacht verslappen. Capsules
of op recept verkrijgbare geneesmiddelen kunnen
evenals alcohol of drugs slaperigheid veroorzaken.
Blijf waakzaam en zorg voor uw veiligheid. Indien
u dit niet doet, kunt u ernstig letsel oplopen.
•
Gebruik de maaimachine niet als u moe, ziek of
onder de invloed van alcohol of drugs bent.
•
De Sidewinder heeft een overhang van maximaal
33 cm, zodat u dichter langs de rand van
zandkuilen en andere obstakels kunt maaien,
terwijl tegelijkertijd de wielen van de tractor zo ver
mogelijk uit buurt van de rand van kuilen, sloten
en vijvers blijven.
•
Als u een obstakel tegenkomt, moet u de
maaidekken zo bewegen dat u er gemakkelijk
omheen kunt maaien.
•
Als u de machine van het ene maaigebied naar
het andere rijdt, moet u de maaidekken volledig
omhoog brengen, de schuif voor maaien/transport
naar links op transport zetten en de gashendel op
S
zetten.
NEL
37