Bronpeil
Montage
Channel
VEGAPULS C 22 • SDI-12
Fig. 17: Peilmeting bron, sensormontage op deksel
4.5
Meetopstellingen - doorstroming
In principe moet voor de montage van het instrument op het volgende
worden gelet:
•
Inbouw aan bovenstrooms water- resp. Inlaatzijde
•
Inbouw midden boven de goot en loodrecht op het vloeistofopper-
vlak
•
Afstand tot overstort resp. venturigoot
•
Afstand tot de max. hoogte van de plaat of de goot voor optimale
meetnauwkeurigheid: > 250 mm (9.843 in)
•
Eisen uit toelatingen voor flowmeting, bijv. MCERTS
Vooringestelde curves:
Een flowmeting met standaard curves is eenvoudig in te stellen, om-
dat specificatie van de afmetingen van de goot niet nodig is.
•
Palmer-Bowlus-meetgoot (Q = k x h
•
Venturi, trapeziumvormig overstortschot, rechthoekig overstort-
schot (Q = k x h
1,5
•
V-schot, driehoekig overstortschot (Q = k x h
Goot met afmetingen conform ISO-norm:
Bij de keuze van deze curves moeten de afmetingen van de goot
bekend zijn en via de assistent worden ingevoerd. Hierdoor is de
nauwkeurigheid van de flowmeting beter dan bij de vooringestelde
curves.
•
Rechthoekig overstorschot (ISO 4359)
•
Trapeziumvormig overstortschot (ISO 4359)
•
U-vormige goot (ISO 4359)
De opgegeven waarde houdt rekening met de blokafstand. Bij kleinere af-
1)
standen wordt de meetnauwkeurigheid minder, zie " Technische gegevens".
1,86
)
4 Monteren
1)
)
)
2,5
17