13 Storingen
Storing
Verwarmingscircuitpomp wordt
niet ingeschakeld
Verwarmingscircuitpomp wordt
niet uitgeschakeld
Kamertemperatuur wijkt af van
de instelwaarde
Kamertemperatuur is in de
overgangstijd 's nachts te hoog
of te laag
Verwarmingsketel wordt niet
ingeschakeld
72
13.1.1 Storingen zonder storingscode
Mogelijke oorzaak
Buitentemperatuur is te hoog
Bedrijfsmodus is verkeerd inge-
steld
Verwarmingsgrenzen zijn ver-
keerd ingesteld
Minimaal toerental van de ver-
warmingscircuitpomp is ver-
keerd ingesteld
De nalooptijd van de verwar-
mingscircuitpomp (5 minuten) is
nog niet verstreken
Stooklijn of proportioneel be-
reik is verkeerd ingesteld
Verwarmingsgrens is verkeerd
ingesteld
Er is een warmtevraag voor de
verwarmingsketel
Er is geen warmtevraag voor de
verwarmingsketel
Handelingen om storingen te verhelpen
Geen storing, de verwarmingscircuitpomp wordt bij bui-
tentemperatuurgestuurde verwarmingscircuitregelingen
alleen ingeschakeld als de buitentemperatuur onder de in-
gestelde verwarmingsgrens daalt.
► Controleer de bedrijfsmodus, zet eventueel de be-
drijfsmodus Zomer of Uit op een andere bedrijfsmo-
dus
1. Controleer de instellingen Verw.grens bedrijf en
Verwarmingsgrens verlaagd bedrijf in de sys-
teemgegevens en wijzig ze desgevallend
2. Controleer de instelling Vorstbeveiliging buiten-
temperatuur in de systeemgegevens en wijzig ze
desgevallend
► Stel bij elektronische pompen en hoge-efficiëntiepom-
pen (bijv. Grundfos Alpha II) het minimale toerental in
op 100 %, anders kan de pomp niet starten.
Geen storing, de verwarmingscircuitpomp schakelt alleen
na het verstrijken van de nalooptijd uit
1. Bij buitentemperatuurgestuurde regeling: stooklijn
wijzigen
2. Bij kamertemperatuurgestuurde regeling: verlaag het
proportioneel bereik en de reset-tijd van de PO-rege-
laar
► Bij buitentemperatuurgestuurde regeling: Controleer
de instelling Vorstbeveiliging buitentemperatuur
in de systeemgegevens en wijzig ze desgevallend
Controleer of er een warmtevraag is:
Bij modulerende verwarmingsketels:
1. Controleer of de instelwaarde en keteltemperatuur
worden overgedragen
Er is geen storing wanneer de instelwaarde lager is
dan de keteltemperatuur.
2. Wordt er geen instelwaarde overgedragen, controleer
dan de communicatie met de verwarmingsketel
Bij eenfasige verwarmingsketels:
► Controleer of brandercontact B1 is gesloten
Wanneer er geen warmtevraag is:
► Controleer de bedrijfsmodus, instelwaarden en instel-
lingen van het verwarmingscircuit en wijzig ze desge-
vallend
Bij installaties met combibuffer of voorraadvat:
1. Controleer de temperatuur in het bovenste gedeelte
van de boiler (temperatuursensor TPO)
2. Controleer de positie van de temperatuursensor in het
bovenste gedeelte van de boiler (TPO)
De temperatuursensor moet ter hoogte van of direct
onder de aansluiting voor de aanvoerleiding van het
verwarmingscircuit zijn gemonteerd.
THBEnl2610 08/16 V 1.2