6.2
Inbedrijfstelling
1.
Sluit het leidingwerk aan.
VOORZICHTIG
Controleer of er geen obstructies zijn, zoals gesloten kleppen.
2.
Schakel de voedingsspanning in.
3.
Schakel de spanningstoevoer in.
4.
Controleer de draairichting van de rotor.
5.
Zorg ervoor dat de slangklemmen goed bevestigd zijn.
6.
Controleer de capaciteit van de slangpomp. Als de capaciteit afwijkt van uw specificatie, volgt u
de instructies in Problemen oplossen of neemt u contact op met uw Bredel vertegenwoordiger
voor advies.
7.
Controleer bij aanwezigheid van een frequentieregelaar het capaciteitsbereik. Raadpleeg de
documentatie van de leverancier bij afwijkingen.
8.
Controleer de slangenpomp volgens punt 2 tot en met 4 van de onderhoudstabel.
Zie ook
Refer to "Onderhoud en periodieke controle" op pagina43
Refer to "De slangklemmen vastzetten" op pagina56 voor het vastzetten van de slangklemmen
Refer to "Opsporen en oplossen van fouten" op pagina78
m-bredel-25-32-nl-05
35