•
Verwijder of markeer obstakels zoals greppels,
putten, geulen, hobbels, stenen en andere
verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels
niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan op
oneffenheden in het terrein.
•
Denk eraan dat de machine tractie kan verliezen
doordat u bergafwaarts, op nat gras of dwars op
een helling maait. Als de aandrijfwielen tractie
verliezen, kunnen ze gaan slippen en kunt u niet
meer remmen of sturen.
•
Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt in
de buurt van steile hellingen, greppels, dijken,
waterhindernissen en andere gevaarlijke punten.
De machine kan plotseling omslaan als een wiel
over de rand komt, of als de rand instort. Zorg
voor een veilige afstand tussen de machine en
een gevarenzone.
•
Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien
er gevaren zijn, maait u de helling met een
loopmaaimachine.
•
Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op
de grond wanneer u de machine op een helling
gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt
op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
•
Wees uiterst voorzichtig met grasopvangsystemen
of andere werktuigen. Deze kunnen de machine
minder stabiel maken, waardoor u de controle
over de machine kunt verliezen.
Parkeerrem gebruiken
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de
machine stopt of deze onbeheerd achterlaat.
De handrem inschakelen
WAARSCHUWING
De kans bestaat dat de parkeerrem de
machine niet in stilstaande toestand houdt
als deze op een helling is geparkeerd;
hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan
eigendommen ontstaan.
Parkeer de machine nooit op een helling tenzij
de wielen zijn vastgezet of geblokkeerd.
Parkeerrem vrijzetten
Motor starten
Opmerking:
Het indicatielampje van de gloeibougie
gaat 6 seconden branden als u het contactsleuteltje
naar de stand A
draait. Als het indicatielampje van
AN
de gloeibougie dooft, draait u het contactsleuteltje
naar de stand S
TART
Belangrijk:
Start de motor telkens niet langer dan
15 seconden om te voorkomen dat de startmotor
oververhit raakt.
Belangrijk:
Gebruik de machine 1 tot 2 minuten
met de gashendel in de stand L
zowel in vooruit als achteruit, als u de motorolie
hebt vervangen, indien u de motor, transmissie
of wielmotor hebt gereviseerd, en wanneer u de
motor voor de eerste keer start. Controleer ook de
werking van de hefhendel en de aftakasschakelaar
om er zeker van te zijn dat deze naar behoren
functioneren. Zet de motor af, controleer het peil
van de vloeistoffen en controleer op olielekken,
losse onderdelen en andere waarneembare
defecten.
27
Figuur 17
Figuur 18
.
ANGZAAM
g027914
g027915
, en dit