DETECTIE OBJECTIEFTYPE
De 6-bit codering in de bajonet van de huidige Leica M-objectieven
stelt de camera in staat het geplaatste objectieftype te herkennen.
– Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de beeld-
gegevens gebruikt. Bijvoorbeeld wordt de randverduistering, die
bijvoorbeeld bij groothoekobjectieven en grote diafragmaope-
ningen bijzonder opvallend kan zijn, in de beeldgegevens gecom-
penseerd.
– Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering ople-
vert in de Exif-gegevens van de opnamen weggeschreven. In de
uitgebreide opnamegegevens zal de brandpuntsafstand van het
objectief bovendien worden weergegeven.
– De camera schrijft bovendien een speciale, met behulp van het
belichtings-meetsysteem berekende globale diafragmawaarde in
de Exif-gegevens van de opnamen. Dit is onafhankelijk van het feit
of een gecodeerd of een ongecodeerd objectief of een niet-M-ob-
jectief door middel van een adapter is geplaatst en ook onafhan-
kelijk van het feit of het objectieftype in het menu werd ingevoerd
of niet.
38
VOORBEREIDINGEN ▸ OBJECTIEF
GEBRUIK VAN EEN LEICA M-OBJECTIEF MET 6-BIT-CODERING
Bij gebruik van een Leica M-objectief met 6-bit-codering kan de
camera het betreffende objectieftype automatisch instellen. Daarom
is een handmatige instelling niet nodig. Bij het plaatsen van een ge-
codeerd Leica M-objectief schakelt de camera automatisch om naar
, onafhankelijk van de vorige instelling.
Auto
GEBRUIK VAN EEN LEICA M-OBJECTIEF ZONDER 6-BIT-CODERING
Bij gebruik van een Leica M-objectief zonder 6-bit-codering moet
het objectieftype handmatig worden ingevoerd.
▸
In het hoofdmenu,
Lens Detection
▸
kiezen
Manual M
▸
Geplaatst objectief uit de lijst kiezen
• Het overzicht toont objectieven met brandpuntsafstand,
diafragma en artikelnummer.
kiezen