4.2
Bediening van de Run/Stop/
Enable/Reset-functies
Standaard zijn alle run/stop-commando's geprogram-
meerd voor afstandbediening via de ingangen op klem-
menstrook (klemme 1-22) op het bedieningspaneel.
Met behulp van de functie Run/Stp Ctrl [213] kan
bediening via toetsenbord of seriële communicatie
worden geselecteerd, zie § 5.3.4, pag. 30.
LET OP! Het voorbeeld in deze paragraaf beschrijft niet alle
mogelijkheden. Alleen de meest relevante combinaties worden
getoond. Startpunt is altijd de standaard instelling
(fabrieksinstelling) van de regelaar.
4.2.1 Standaard instellingen van de Run/Stop/
Enable/Reset-functies.
De standaard instellingen worden getoond in Fig. 21.
In dit voorbeeld wordt de regelaar gestart en gestopt
via DigIn 1, terwijl een reset na een trip kan worden
uitgevoerd met DigIn 4.
Fig. 21 Standaard instelling Run/Reset-commando's.
De ingangen zijn standaard ingesteld voor niveaubedie-
ning (zie § 5.3.6, pag. 31). Ingang DigIn 1 is gepro-
grammeerd voor het Runcommando (zie § 5.5.11,
pag. 50). De rotatie wordt bepaald door de rotatie die is
ingesteld overeenkomstig de actieve parameter-set.
4.2.2 Enable- en Stop-functies.
Beide functies kunnen afzonderlijk of gelijktijdig wor-
den gebruikt. Welke functie moet worden gebruikt
hangt af van de toepassing en de bedieningsmodus van
de ingangen (Niveau/Flank [215], zie § 5.3.6, pag. 31).
LET OP! In de Flank-modus moet ten minste 1 digitale ingang
zijn geprogrammeerd om de regelaar te "stoppen ", omdat de
regelaar alleen kan worden gestart met behulp van de Run-
commando's.
24
BEDIENING VAN DE FREQUENTIEREGELAAR
Controlprint
Controlprint
Controlboard
X1/X10
+10VDC
1
AnIn 1
2
AnIn 2
3
7
Common
DigIn 1: Run
8
DigIn 2
9
10
DigIn 3
DigIn 4: Reset
16
+24VDC
11
(06-F107_1)
STOPFUNCTIES:
Enable
Ingang moet actief zijn (HI) om een Run-signaal
mogelijk te maken. Als de ingang wordt ingesteld op
LAAG, wordt de uitgang van de regelaar onmiddellijk
uitgeschakeld en zal de motor in vrijloop blijven
draaien.
VOORZICHTIG! Als de Enable-functie niet is
!
geprogrammeerd voor een digitale ingang, wordt de
functie als intern actief beschouwd.
Stop
Als de ingang laag wordt gemaakt (LO), zal de regelaar
stoppen volgens de geselecteerde stopmodus, zoals
ingesteld in venster [31A] (zie § 5.4.11, pag. 40).
Fig. 22 toont de functie van de Enable- en de Stop-
ingang en de Stopmodus=Decel[31A]
Om te kunnen starten moet de ingang hoog zijn.
LET OP! De Stopmodus=Afbreken [31A] geeft hetzelfde
resultaat als de Enable-ingang.
STOP
(STOP=DECEL)
UITGANGS-
FREQUENTIE
ENABLE
UITGANGS-
FREQUENTIE
(06-F104new
Fig. 22 Functionaliteit van de Stop- en Enable-ingang
4.2.3 Run ingangen niveaugestuurd.
De ingangen zijn standaard ingesteld op niveausturing
(zie functie Niveau/Flank [215], § 5.3.6, pag. 31). Dit
betekent dat een ingang wordt geactiveerd door deze
continu op "Hoog" in te stellen. Dit wordt vooral toe-
gepast als er bijvoorbeeld PLC's worden gebruikt om
de regelaar aan te sturen.
VOORZICHTIG! Niveaugestuurde ingangen VOL-DOEN
!
NIET aan de Machinerichtlijn (zie § 1.6, pag. 11), als
de ingangen direct gebruikt worden om de machine te
starten en te stoppen.
Bij de voorbeelden in deze en de volgende paragraaf is
de ingangsselectie als getoond in Fig. 23.
(of als Spinstart wordt gekozen)
)
t
t