Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Getwiste Kabels; Ingangen/Uitgangen Configu-Reren Met Behulp Van Jumpers; Stopcategorieën En Noodstop; Tabel 7 Jumperinstellingen - Emotron COMPACT DRIVE CDU40-013 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

3.2.4 Getwiste kabels

Analoge en digitale signalen zijn minder gevoelig voor
interferentie, als de kabels waarover ze lopen "getwist"
zijn. Dit is zeker aan te bevelen als er geen afscherming
kan worden gebruikt zoals beschreven in § 3.2.2, pag.
17. Door het twisten van de draden worden de bloot-
gestelde oppervlakken geminimaliseerd. Dit betekent
dat er in de stroomkring voor geen enkel Hoog Fre-
quent (HF) interferentieveld een spanning kan worden
opgewekt. Voor een PLC is het daarom belangrijk dat
de retourleiding in de nabijheid van de signaaldraad
blijft. Het is belangrijk dat het dradenpaar volledig over
360° getwist is.
3.3
Ingangen/uitgangen configu-
reren met behulp van jumpers
De jumpers S1 tot S4 worden gebruikt om de ingangs-
en uitgangsconfiguratie in te stellen voor de 2 analoge
ingangen AnIn1 en AnIn2 en de 2 analoge uitgangen
AnOut1 en AnOut2 zoals beschreven in Tabel 7. Zie
Fig. 11 voor de locatie van de jumpers. (S5 en S6 voor
toekomstig gebruik.)
Tabel 7
Jumperinstellingen
Ingang/Uitgang
0-10V (fabrieks-
instelling)
AnOut1
0-20mA
0 -10V (fabrieks-
instelling)
AnOut2
0-20mA
0 -10V (fabrieks-
instelling)
AnIn1
0-20mA
0 -10V (fabrieks-
instelling)
AnIn2
0-20mA
PTC (fabrieks-
instelling)
PTC
Geen functie
Geen functie
18
INSTALLATIE EN AANSLUITING
Type
Jumper
S1
S1
S2
S2
S3
S3
S4
S4
S5
S6
S5
S6
S5
S6
S4
S3
S2
S1
Fig. 11 Locatie van aansluitingen en jumpers.
3.4
Stopcategorieën en noodstop
De volgende informatie is belangrijk als er noodcircuits
nodig zijn of gebruikt worden in de installatie waar een
frequentieregelaar gebruikt wordt. EN 60204-1 defi-
nieert 3 stopcategorieën:
Categorie 0: Ongecontroleerde STOP:
Stoppen door de voedingsspanning uit te schakelen.
Een mechanische stop moet worden geactiveerd.
Deze STOP kan niet worden uitgevoerd met
behulp van een frequentieregelaar of zijn ingangs-
of uitgangssignalen.
• Categorie 1: Gecontroleerde STOP:
Stoppen totdat de motor tot stilstand is gekomen,
waarna de voeding wordt uitgeschakeld. Deze
STOP kan niet worden uitgevoerd met behulp van
een frequentieregelaar of de ingangs- of uitgangssig-
nalen.
• Categorie 2: Gecontroleerde STOP:
Stoppen terwijl de voedingsspanning nog steeds
aanwezig is. Deze STOP kan worden uitgevoerd
met behulp van elk STOP-commando van de fre-
quentieregelaar.
WAARSCHUWING! EN 60204-1 geeft aan dat
elke machine moet zijn voorzien van een
categorie 0 stop. Als de toepassing dit on-
mogelijk maakt, dient dit expliciet te worden
vermeld. Bovendien moet elke machine zijn
voorzien van een Noodstop-functie. Deze noodstop moet ervoor
zorgen dat de spanning op de machineaansluitingen, die
gevaar kan opleveren, zo snel mogelijk wordt opge-heven,
zonder dat daarbij andere gevaren ontstaan. In een dergelijk
noodstopsituatie kan een stop van categorie 0 of 1 worden
toegepast. Deze keuze is afhankelijk van het risiconiveau van
de machine.
S6
S5
(06-F31_2)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave