Beeldkwaliteit en -formaat
De beeldkwaliteit en het beeldformaat bepalen hoeveel ruimte op de geheugenkaart
elke foto inneemt. Grotere foto's met een hogere kwaliteit kunnen op een groter formaat
worden geprint, maar nemen ook meer geheugenruimte in, zodat u dus ook minder van
dergelijke beelden op de geheugenkaart kunt opslaan (0 177).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
1
Plaats de cursor in het informatiescherm.
Druk op de R-knop wanneer er geen opname-informatie op de monitor wordt
weergegeven. Druk op de P-knop om de cursor in het informatiescherm te
plaatsen.
z
R-knop
2
Geef de opties voor beeldkwaliteit weer.
Markeer de huidige beeldkwaliteit in het
informatiescherm en druk op J.
3
Selecteer een bestandstype.
Markeer één van de volgende opties en druk op
J.
Optie
NEF (RAW)
JPEG Fijn
JPEG Normaal
JPEG Basis
50
Informatiescherm
Bestandstype
Onbewerkte 12-bits gegevens van de beeldsensor worden
NEF
rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen. Selecteer
beelden die op een computer zullen worden bewerkt.
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1 : 4 (beeldkwaliteit Fijn).
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
JPEG
compressieverhouding van circa 1 : 8 (beeldkwaliteit Normaal).
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1 : 16 (beeldkwaliteit Basis).
P-knop
Beschrijving