3
Selecteer een scherpstelstand.
Markeer een van de volgende opties en druk op
J. AF-S en AF-C zijn enkel beschikbaar in de P, S, A
en M-standen.
Optie
AF-A Automatische AF
AF-S Enkelvoudige AF
AF-C Continue AF
MF Handmatige
z
D
Continu-AF
In de stand AF-C of wanneer continu-AF is geselecteerd in de stand AF-A geeft de camera hogere
prioriteit aan de scherpstelrespons (heeft een breder scherpstelbereik) dan in de stand AF-S en
kan de sluiter worden ontspannen vooraleer de scherpstelaanduiding wordt weergegeven.
A
Goede resultaten met autofocus
Autofocus werkt niet goed in de onderstaande omstandigheden. Als de camera onder deze
omstandigheden niet kan scherpstellen, wordt mogelijk de ontspanknop geblokkeerd, of de
scherpstelaanduiding (I) wordt weergegeven en de camera laat een pieptoon horen om
aan te geven dat de sluiter kan worden losgelaten, zelfs als de camera niet kan scherpstellen
op het onderwerp. Stel in dit geval handmatig scherp (0 48) of gebruik de
scherpstelvergrendeling (0 46) om op een ander onderwerp op dezelfde afstand scherp te
stellen en pas dan de compositie van de foto aan.
42
De camera selecteert automatisch enkelvoudige autofocus
voor een stilstaand onderwerp, en continue autofocus voor een
bewegend onderwerp.
Voor stilstaande onderwerpen. De scherpstelling wordt vergrendeld
wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. De sluiter kan alleen
worden ontspannen als de camera kan scherpstellen.
Voor bewegende onderwerpen. Camera stelt voortdurend scherp
zolang de ontspanknop half wordt ingedrukt. De sluiter kan
alleen worden ontspannen als de camera kan scherpstellen.
Stel handmatig scherp (0 48).
Er is weinig of geen contrast
tussen het onderwerp en de
achtergrond.
Voorbeeld: Het onderwerp
heeft dezelfde kleur als de
achtergrond.
Het scherpstelpunt bevat
meerdere voorwerpen op
verschillende afstanden van de
camera.
Voorbeeld: Het onderwerp
bevindt zich in een kooi.
Het onderwerp bestaat
grotendeels uit regelmatige
geometrische patronen.
Voorbeeld: een rij vensters in
een flatgebouw.
Beschrijving
Het scherpstelpunt bevat
gebieden met sterk
verschillende helderheid.
Voorbeeld: Het onderwerp
bevindt zich half in de
schaduw.
Voorwerpen op de achtergrond
zijn groter dan het onderwerp.
Voorbeeld: achter het
onderwerp staat een gebouw
in het beeld.
Het onderwerp bevat veel fijne
details.
Voorbeeld: een veld met
bloemen of andere
onderwerpen die klein zijn of
weinig variatie in helderheid
hebben.