13.
Als het maaidek te laag is, draai dan de stelbout
van het enkelpuntssysteem vast door deze
rechtsom te draaien. Als het maaidek te hoog
is, draai dan de bout van het enkelpuntssysteem
linksom
(Figuur
102).
Opmerking:
Draai de stelbout van het
enkelpuntssysteem losser of vaster tot de
montagebouten van de maaihoogteplaat
ten minste 1/3 van de lengte in de sleuven
kunnen bewegen. Hierdoor zal er ruimte
ontstaan voor de hoogteafstelling op de 4
maaidekkoppelingen.
14.
Draai de 2 bouten aan de onderzijde van de
maaihoogteplaat vast
Opmerking:
In de meeste omstandigheden
moet het mes aan de achterzijde 6,4 mm hoger
worden ingesteld dan de voorzijde.
Figuur 102
1. Stelbout van enkelpuntssysteem
15.
Draai de 2 bouten vast met een torsie van 37
tot 45 N·m.
16.
Meet aan beide zijden van het maaidek vanaf
het horizontale oppervlak tot de achterste punt
van het maaimes (punt B); zie
Opmerking:
De afstand moet 8,3 cm
bedragen.
17.
Stel de stelschroef fijn af door ze te draaien om
een hoogte te verkrijgen van 83 mm
100).
Opmerking:
Om te verhogen draait u de
stelschroef rechtsom en om te verlagen draait u
de stelschroef linksom.
18.
Meet en pas aan tot alle 4 zijden op de juiste
hoogte zijn ingesteld.
19.
Draai alle moeren van de hefarmen vast.
20.
Breng het uitwerpkanaal omlaag.
(Figuur
102).
g017036
Figuur
98.
(Figuur
Onderhoud van de
maaimessen
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u
de maaimessen scherp houden. Om het slijpen en
vervangen te vergemakkelijken, is het handig extra
messen in voorraad te hebben.
WAARSCHUWING
Een versleten of beschadigd mes kan breken
en een stuk van het mes kan naar u of naar
omstanders worden uitgeworpen en ernstig
lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
• Controleer op gezette tijden de
maaimessen op slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Vóór controle en onderhoud van
de maaimessen
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Draai het contactsleuteltje op U
het sleuteltje uit het contact en maak de
bougiekabels los.
De maaimessen controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
1.
Controleer de snijranden
2.
Als de randen niet scherp zijn of bramen
vertonen, moet u het maaimes verwijderen en
slijpen; zie
Maaimessen verwijderen (bladz. 68)
en
De maaimessen slijpen (bladz.
3.
Controleer de messen, in het bijzonder het
gebogen deel.
4.
Als u scheuren, slijtage of groefvorming in dit
deel constateert, moet u direct een nieuw mes
monteren
(Figuur
67
. Haal
IT
(Figuur
103).
69).
103).