Werking van het veiligheidssys-
teem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
•
de parkeerrem in werking is gesteld;
•
de messchakelaar (aftakas) is uitgeschakeld;
•
de rijhendels in de vergrendelde N
staan;
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
wordt gestopt wanneer u de tractiehendels uit de
vergrendelde stand zet terwijl de parkeerrem in
werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel verlaat
terwijl de aftakas is ingeschakeld.
De urenteller is voorzien van symbolen die u op de
hoogte stellen als het veiligheidssysteem in de juiste
stand staat. Als het veiligheidssysteem zich in de
juiste stand bevindt, wordt er een driehoekje verlicht
in het betreffende hokje.
Figuur 22
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt.
Het veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder
wordt beschreven, moet u het direct laten repareren
door een erkende servicedealer.
1.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de messchakelaar (aftakas)
. Probeer de motor te starten; de motor mag
IN
nu niet gaan draaien.
2.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking en schakel de messchakelaar (aftakas)
. Beweeg een van beide rijhendels (uit de
UIT
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
3.
EUTRAALSTAND
4.
5.
Vooruit- en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet de gashendel op S
verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd vol
gas draaien.
g009181
De machine kan zeer snel ronddraaien. U
kunt de controle over de machine verliezen en
uzelf verwonden of de machine beschadigen.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine
). Probeer de
25
motor te starten; de motor mag nu niet gaan
draaien. Herhaal voor de andere rijhendel.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de messchakelaar
en zet de rijhendels in de vergrendelde
N
. Start de motor. Laat de motor
EUTRAALSTAND
lopen en zet de parkeerrem vrij, schakel de
messchakelaar (aftakas) in en kom iets overeind
uit de bestuurdersstoel. De motor moet afslaan.
Neem plaats op de stoel, stel de parkeerrem in
werking, schakel de messchakelaar (aftakas)
en zet de rijhendels in de vergrendelde
UIT
N
. Start de motor. Als de motor
EUTRAALSTAND
loopt, centreert u een van beide rijhendels en
beweegt u deze vooruit of achteruit. De motor
moet afslaan. Herhaal deze procedure bij de
andere rijhendel.
Neem plaats op de stoel, zet de parkeerrem
vrij, schakel de messchakelaar (aftakas)
en zet de rijhendels in de vergrendelde
UIT
N
. Probeer de motor te starten;
EUTRAALSTAND
de motor mag nu niet gaan draaien.
NEL
VOORZICHTIG
voordat u een scherpe bocht maakt.
UIT
om de beste prestaties te