Sluitnokken van
afvoerplaatvergrendeling
afstellen
Alleen voor machines met een
afvoerplaatvergrendeling
U kunt de afvoer van de maaimachine aanpassen aan
verschillende maaiomstandigheden. Zorg ervoor dat
u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het
beste maairesultaat verkrijgt.
Opmerking:
Bepaalde modellen zijn voorzien
van bouten en moeren in plaats van deze
afvoerplaatvergrendeling.
1.
Schakel de messchakelaar (aftakas) uit, zet de
rijhendels in de
VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND
en stel de parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Om de sluitnokken te verstellen, draait u de
hendel omhoog om ze los te maken
4.
Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige
wijze in de sleuven dat de machine de gewenste
afvoer heeft.
5.
Draai de hendel terug om de plaat en de
sluitnokken vast te zetten
6.
Als de sluitnokken de plaat niet goed
vergrendelen of te strak zijn, draait u de hendel
los en draait u de sluitnok. Stel de sluitnok af tot
u de gewenste sluitdruk hebt verkregen.
Figuur 31
Stand van afvoerplaat
instellen
De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als
aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk
(Figuur
31).
(Figuur
31).
g027727
van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van
het gras.
Opmerking:
Als het motorvermogen afneemt en de
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent
u de plaat.
Stand A
Dit is de volledig achterwaartse stand. Gebruik deze
stand voor de volgende omstandigheden.
•
Maaiomstandigheden met kort, licht gras.
•
Droge omstandigheden.
•
Kleiner maaisel.
•
Om maaisel verder weg van de maaimachine te
werpen.
Stand B
Zet de plaat in deze stand als u het maaisel opvangt.
Altijd uitlijnen met de opening van de blazer.
Stand C
Dit is de volledig open positie. Gebruik deze stand
voor de volgende omstandigheden:
29
Figuur 32
Figuur 33
g005832
g005833