ONDERHOUD
9.
Voer de slang (A) uit het pomphuis door de
aandrijfmotor langzaam te laten draaien.
WAARSCHUWING
Tijdens het langzaam draaien van de aan-
drijfmotor:
-
-
8.5.2
De pompkop reinigen
1.
Schakel de spanningstoevoer uit.
2.
Verwijder het deksel (B) door de bouten (A) los
te draaien.
3.
Controleer de dekselafdichting (C) en vervang
deze indien nodig.
4.
Spoel de pompkop met schoon water en
verwijder alle restanten. Reinig de vakken in het
pomphuis. Zorg dat geen spoelwater in de
pompkop achterblijft.
5.
Controleer
beschadigingen en vervang deze indien nodig.
Zie ook het onderhoudsschema in § 8.2.
VOORZICHTIG
Bij een versleten rotor neemt de indruk-
kracht op de slang af. Een te lage indruk-
kracht leidt tot vermogensverlies als gevolg
van het terugstromen van de procesvloei-
stof. Terugstroming verkort de levensduur
van de pompslang.
42
Ga niet voor de pomppoorten
staan.
Probeer de slang niet met de hand
te leiden.
de
rotor
op
A
slijtage
of
A
C
B