1.
Sluit de motor aan zoals op de volgende pagina is weergegeven. Stel zeker dat de aansluitingen op de
Commander SK, zekeringen, draaddiameters en waarde van de optionele remweerstand overeenkomen
met de specificaties van de toegepaste Commander SK bouwgrootte zoals voorin deze handleiding is
weergegeven.
2.
Controleer de deugdelijkheid van de aarde aansluitingen.
3.
Stel zeker dat de motor voor de juiste spanning geschakeld is (ster of driehoek).
4.
Maak de basis controleaansluitingen zoals op de volgende pagina is weergegeven.
5.
Schakel de voedingsspanning in, in het display zal ih (inhibit) verschijnen. Zodra door middel van de
schakelaar klem B4 geactiveerd wordt, zal Rd (Ready) in display verschijnen. Als klem B4 wordt
afgeschakeld zal de Commander SK onmiddellijk stroomloos en de motor koppelloos zijn.
6.
Maak uzelf bekend met het uitlezen en programmeren van parameters via het toetsenbord.
Raadpleeg hoofdstuk <Kennismaken met het toetsenbord>.
7.
Programmeer #10 op L2.
8.
Programmeer de motormap in #06 t/m #09 en #39 en#40 overeenkomstig de data van aangedreven motor,
raadpleeg hiervoor de illustratie op de volgende pagina.
9.
Activeer klem B5 en stel een laag toerental in met behulp van de potentiometer of als er geen potentio-
meter is aangesloten, geef een minimum frequentie in #01. De motor zal zich nu in voorwaartse richting in
beweging zetten. Bepaal de draairichting van de motor en indien deze in achterwaartse richting draait,
schakel dan de voeding van de Commander SK uit en draai twee motorfasen om. Menu 0 wordt automatisch
opgeslagen in het geheugen dus de programmering van de motormap gaat niet verloren.
10.
Voer een autotune uit, hierbij kan gekozen worden uit een statische autotune waarbij de motor niet zal
gaan draaien en een roterende autotune waarbij de motor enige seconden in de opgedragen richting zal
gaan draaien.
Statische autotune:
Programmeer #38 op 1, plaats de Commander SK in rd (ready) d.m.v. klem B4 en geef een run commando.
De Commander SK zal nu een autotune uitvoeren waarna inh (inhibit) in display zal verschijnen, neem
vervolgens het runcommando weer weg.
Roterende autotune:
Programmeer #38 op 2, plaats de Commander SK in rd (ready) d.m.v. klem B4 en geef een runcommando.
De motor zal nu gedurende enkele seconden op 66% van de nominale snelheid in de opgedragen richting
gaan draaien. Na het uitvoeren van de autotune zal ih in beeld verschijnen en zal de motor vrij uitlopen,
neem vervolgens het runcommando weer weg. Door middel van de vrijgave ingang op klem B4 kan indien
nodig de autotune onderbroken worden.
11.
Indien tijdens de autotune de draairichting van de motor niet gelijk is aan de geselecteerde richting via klem B5
of B6, schakel de voeding van de Commander SK uit en draai twee motorfasen om.
12.
Indien in verband met regeneratieve energie een remweerstand is aan gesloten:
- Vergelijk de weerstandswaarde met de gegeven waarde in de specificatietabel voorin deze handleiding.
- Stel zeker dat de overtemperatuurschakelaar in de remweerstand tot uitschakeling van de voeding leidt.
- Programmeer parameter 30 op 0.
13.
Doorloop het hoofdstuk <menu 0> en programmeer de in uw toepassing noodzakelijke functionaliteit.
Achter de menu 0 parameter staat de oorsprong parameter, raadpleeg eventueel de parameterbeschrijving
van deze parameter.
SK Handleiding, versie 10.3
Commander SK
Opstarten en inregelen
Pagina 50 van 166