Minimumbereik
De lens kan schaduwen werpen over
onderwerpen die zich dicht bij de camera
bevinden, wat vignettering veroorzaakt, of de
onderwerpen kunnen te helder zijn, zelfs bij
minimale fl itssterkte.
• Externe fl itsers kunnen worden gebruikt om vignettering te voorkomen. Om overbelichte
foto's te voorkomen, selecteert u de stand A of M en kiest u een hoge f-waarde, of u
vermindert de ISO-gevoeligheid.
Een scherpstelkader selecteren (AF-gebied)
Kies welke van de 81 AF-kaders worden gebruikt om automatisch scherp te stellen.
Druk op de pendelknop of de knop Fn1 om de AF-doelen weer te geven.
1
2
Draai aan de regelaar om de AF-positie te kiezen.
• De stand "Alle doelen" wordt hersteld wanneer u de cursor van het scherm weg
verplaatst.
Alle doelen
De camera kiest
automatisch uit de
volledige set doelen voor
scherpstellen.
Verschillen in doelweergave zijn afhankelijk van de lens
De doelweergave zal variëren, afhankelijk van de gebruikte lens.
Bij gebruik van een Micro Four Thirds-systeemlens worden
er 81 AF-doelen weergegeven.
Bij gebruik van een Four Thirds-systeemlens worden er 37 AF-
doelen weergegeven.
Lens
14 – 42 mm
17 mm
40 – 150 mm
14 – 150 mm
12 – 50 mm
12 – 40 mm
Een enkel doel
Het doel voor
scherpstellen handmatig
selecteren.
Afstand bij benadering
waarop vignettering
optreedt
0,25 m
0,25 m
0,9 m
0,5 m
0,45 m
3,2 m (bij een
brandpuntsafstand van 12 mm)
0,7 m (bij een
brandpuntsafstand van 14 mm
of meer)
Alle doelen
5
NL
53