Download Print deze pagina

Esu LokPilot mfx 61600 Gebruiksaanwijzing pagina 4

Advertenties

alle verbindingen nog een keer met een Ohmmeter door
en zoek daarbij vooral naar kortsluitingen tussen de motor
en de railaansluitingen.
De verdere voortgang is afhankelijk van hoe de licht- en de
andere functies binnen in de lok geschakeld zijn:
a) de lichten/functies zijn met een gemeenschappelijke
aansluiting van de lokbehuizing geïsoleerd (dus potenti-
aalvrij). In dit geval zijn de aansluiting in afb. 2 getoond.
b) de lichten/functies zijn samen aan de massa van de
lokbehuizing verbonden (vb. bijna alle Märklin® locomotie-
ven en ook oudere Fleischmann- of Roco-locs). Deze
toestand wordt in afb. 3 getoond.
De rode draad wordt aan het rechtse wielcontact
(resp. de sleper bij AC modellen) verbonden.
De zwarte draad wordt aan het linkse wielcontact
(resp. de massaleider bij AC modellen) verbonden.
De oranje draad wordt met de motoraansluiting ver-
bonden die voorheen met het rechtse wielcontact was
verbonden (resp. de sleper bij AC modellen).
De grijze draad wordt met de motoraansluiting ver-
bonden die voorheen met het linkse wielcontact was
verbonden (resp. de massaleider bij AC modellen)
De achterste lichten worden aan de gele draad ge-
soldeerd en de voorste lichten aan de witte draad.
De groene draad wordt verbonden met de functie die
u met F1 wil schakelen.
De violette draad wordt verbonden met de functie die
u met F2 wil schakelen.
Is uw lok volgens variante b) geschakeld dan is de aanslui-
ting hiermee gedaan.
In het andere geval (zie afb. 2) moeten alle overige aan-
sluitingen van de lampen en de functies aan de blauwe
draad aangesloten worden. Deze draad mag in geen geval
contact maken met het lokchassis!
Aansluiten van aanvullende functies
U kan aan de licht- en functie-uitgangen willekeurige ver-
bruikers schakelen voor zover ze het maximale stroomver-
bruik niet te boven gaan (let op de technische gegevens in
de bijlagen van deze handleiding). In ieder geval moet u er
op letten dat de beveiliging tegen overmatig stroomver-
bruik van de decoder snel reageert en in noodgevallen alle
functies samen afschakelt.
Gebruik daarom uitsluitend lampen die minimaal zijn
voorzien voor 16V en 50 mA nominale stroom: gloei-
lampen vragen bij inschakelen een hoge piekstroom
die mogelijk de kortsluitbeveiliging van de decoder in
werking stelt.
Gebruik bij locs waarbij de licht- en functie-uitgangen
volgens afb. 2 zijn aangesloten enkel digitale rookgenera-
toren, vb. Seuthe nr. 11. Andere rooksets vragen te veel
stroom. Er zijn zelfs rookgeneratoren in de handel die
meer dan 250 mA verbruiken!
In locs die volgens afb. 3 zijn aangesloten gebruikt u een
analoge rookset zoals voorheen.
Let er op dat de maximaal toegelaten stroom voor de
functie-uitgangen in geen geval overschreden wordt
en vermijd kortsluitingen tussen de uitgangen: de
LokPilot mfx decoder is zwaar beveiligd maar als een
externe spanning aan de uitgangen van de LokPilot
ligt dan kunnen deze beschadigd worden.
Gebruiksaanwijzing LokPilot mfx (61600) V1.0 11/2004
In gebruik nemen
Alvorens de lok in gebruik wordt genomen moet een test
van de functies gedaan worden.
Het in de fabriek ingestelde Motorola® adres is 03
De decoder moet zich zelfstandig aan een mfx-
centrale aanmelden.
Rijdt de lok in beide richtingen?
Schakelt het licht aan: branden de lampen? Als u de
LokPilot mfx decoder in een lok met interfacestekker
hebt ingebouwd: test of de stekker correct is inge-
plugd.
Met Motorola®
De LokPilot kan met alle tot hiertoe bestaande Märklin®
systemen zoals de Delta control, de control unit 6020,
control unit 6021 of compatibele systemen zonder proble-
men gebruikt worden. De functies F1 tot F4 kunnen in
ieder geval met het zogenoemde Motorola®-formaat ge-
bruikt worden. Om dit te activeren moet op de 6021 DIP-
schakelaars 1 en 2 in de bovenste stand ("On") gezet
worden.
Met mfx systemen
De LokPilot mfx decoder wordt op alle met Märklin® Sys-
tems compatibele centrales zoals het mobile station of het
central station herkend. Na het aanmelden is hij onmiddel-
lijk in bedrijf te nemen.
Wijzigen van de decoderparameters
De LokPilot mfx heeft vele instellingen. Afhankelijk van de
gebruikte centrale zijn echter niet alle parameters bereik-
baar.
Met de Märklin® 6020 / 6021
Gekoppeld aan een bestaande Märklin® centrale zoals de
6020 resp. 6021 zijn de belangrijkste parameters beschik-
baar. Deze zijn in CV's gerangschikt. Een overzicht staat
in tabel 1. Om de CV's te wijzigen gaat u als volgt te werk:
(De rijregelaar moet op 0 staan.
Er mogen geen andere locs op de sporen staan.
Let op de knippersignalen van de locomotief!)
Druk de "Stop" en "Go" toetsen op de 6021 gelijktijdig
(samen!) in tot een reset wordt gedaan (alternatief:
korte tijd de stekker van de transfo uit het stopcontact
trekken).
Druk de "Stop"-toets in zodat er geen spanning meer
op de rails staat.
Geef het actuele decoder adres in (alternatief: 80).
Activeer de omkering van rijrichting op de rijregelaar
(regelaar naar links draaien tot u een klik hoort), hou
de regelaar vast en druk op de "Go"-toets.
De LokPilot mfx is nu in programmeermodus (de
verlichting van de loc knippert nu).
Geef het nummer in van de parameter (CV) die u wil
wijzigen (2 cijfers!).
Ter confirmatie de rijrichting omkeren (de lichten
knipperen twee maal).
Geef vervolgens de nieuwe waarde voor de CV in (2
cijfers).
4

Advertenties

loading