Controlelampjes
Als één van deze controlelampjes niet gaat branden terwijl dat zou moeten, laat dan uw
dealer controleren op problemen.
Honda SMART Key-indicator
Gaat branden wanneer de verificatie van het
●
voertuig en Honda SMART Key is voltooid en
de contactschakelaar kan worden gebruikt.
Gaat uit als de contactschakelaar in de
●
stand (On) wordt gezet.
Wanneer de Honda SMART Key-indicator
knippert:
(BLZ.113)
40
Stop-/startindicator
Gaat kort branden wanneer de stop-/startschakelaar
in de stand
(Idling Stop) staat terwijl de
contactschakelaar in de stand (On) staat.
Stop-/startsysteem:
Controlelampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Gaat branden wanneer de koelvloeistoftemperatuur
de voorgeschreven waarde overschrijdt.
Als het gaat branden tijdens het
rijden:
(BLZ.109)
PGM-FI-storingslampje (elektronisch
geregelde brandstofinspuiting) (MIL)
Gaat kort branden als de contactschakelaar in de
stand (On) wordt gezet.
Als het gaat branden of knippert terwijl de
motor draait:
(BLZ.110)
(BLZ.55)