36
Algemene gebruiksaanwijzingen
6.6
• De metingen van de tellers kunnen een vertekend beeld geven wanneer kleine waarden worden afgelezen.
Bijvoorbeeld: volgens teller bewerkte oppervlak = 0,9 ha; gestrooid gewicht = 200 kg. Indien de gewenste
hoeveelheid 200/ha bedraagt, lijkt er teveel te zijn gestrooid. Echter, omdat de hectare teller per 0,1 ha
oploopt kan in werkelijkheid 0,999 ha zijn bewerkt. Wanneer bij kleine waarden wordt afgelezen kan dat het
beste worden gedaan op het moment dat de kleinste waarde naar een hogere waarde verspringt. Dus op het
moment dat teller naar bijv. 1,0 ha verspringt, direct het gestrooide gewicht aflezen.
• Bij de uitvoering van de afdraaiproef [AUTO (C)-stand] wordt een werpschijftoerental van 430 - 470/min.
voorgeschreven. Tijdens het strooien dient het werpschijftoerental te worden aangehouden dat in de
strooitabellen van de CENTERLINER kunstmeststrooier voor de betreffende kunstmestsoort wordt
vermeld.
• De instellingen die het CENTRONIC regelsysteem in de AUTO (C)-stand kiest bij de eerste afdraaiproef
(klepstand/tijdsduur), zijn gebaseerd op in het CENTRONIC regelsysteem opgeslagen gegevens van een
basis kunstmestsoort (instelfactor 100).
Het CENTRONIC regelsysteem berekent de instelfactor door de gemeten hoeveelheid te vergelijken met de
te verwachten hoeveelheid als een kunstmestsoort met instelfactor 100 zou zijn gebruikt.
De tweede afdraaiproef wordt uitgevoerd met de instellingen gebaseerd op de instelfactor uit de eerste
proef, en geeft daardoor een grotere nauwkeurigheid van de strooihoeveelheid, met name als de instelfactor
ver van de 100 afligt.
• Controleer als met het CENTERMATIC weegapparaat wordt gewerkt, vóór het strooien het ledig gewicht
van de strooier. Als het gewicht dan niet op nul staat, moet u de machine tarreren in programmeermode.
Alleen dan krijgt u de juiste gegevens over de voorraad kunstmest en de afstand waarvoor deze nog
toereikend is om te strooien.
• Wanneer stekkers worden losgenomen moeten de stofdoppen op de stekker en aansluiting worden gedraaid.
U voorkomt hiermee dat stof en/of kunstmest later storingen in de aansluiting kunnen veroorzaken.
• Maak de machine na gebruik grondig schoon. Richt nooit een waterstraal op de electronica-kastjes en
op stekkerverbindingen.
• Wanneer u werkt met het gedragen CENTERMATIC weegapparaat mag u nooit een aanhangwagen
!
achter de CENTERLINER kunstmeststrooier koppelen. Door horizontale belastingen van het
weegapparaat kan een blijvende onnauwkeurigheid bij het wegen ontstaan.
• Ingeval van laswerkzaamheden aan het CENTERMATIC weegapparaat (of daaraan gekoppelde
machine) dienen de draden van de load cells te worden losgekoppeld.
6.6
Algemene gebruiksaanwijzingen