E04
Inwerkingtreding
eindschakelaar
antibeklemming van
wagen
E08
Storing stijging/daling
wagen
E09
Stop na breuk folie of
einde folie
E10
Fout eindschakelaar
wagen
E11
Fout eindschakelaar laag:
niet gesloten tijdens
stijgen van wagen
E12
Fout eindschakelaar
hoog: niet gesloten
tijdens dalen van wagen
E13
Fout eindschakelaar laag:
geopend tijdens stijgen
van wagen
E14
Fout eindschakelaar
hoog: geopend tijdens
dalen van wagen
16
16
E16
Noodstop ingeschakeld
- Obstakel onder de wagen.
- Het E04-alarm blijft afgaan, terwijl
er geen obstakel is.
- De sensor leest de tanden niet want
is te ver vanaf het frequentiewiel.
- De wagen beweegt zich in slechts
één richting.
- De sensor stuurt het signaal niet
naar de kaart.
- De rolwagen beweegt niet, ook
niet wanneer hij handmatig getest
wordt.
- De foliespoel is leeg.
- De rand van de folie is losgeraakt of
folie is gescheurd.
- De folie wikkelt niet af.
- De folie is niet op de juiste wijze aan
het product gebonden.
- Fout in bekabeling of stroomtoevoer
ontbreekt.
- Blokkering van motor van wagen.
- Eindschakelaar
defect
geblokkeerd.
- Blokkering van motor van wagen.
- Eindschakelaar
defect
geblokkeerd.
- De
wagen
verplaatst
zich
tegengestelde richting.
- De
wagen
verplaatst
zich
tegengestelde richting.
- Noodknop ingedrukt.
(stroomstoring) of de bel (aanraaktoets).
- Het obstakel verwijderen en op resettoets.
- Controleer
of
het
Bedieningspaneel | DRAAITAFEL - MET KOLOM
microschakelaar en van de antipletplaat goed
werkt. indien de sensor defect is of de plaat
vervormd, deze vervangen; de elektrische
contacten controleren en controleren of het
signaal de kaart bereikt, indien de sensor defect
is of de kabel onderbroken is, deze vervangen.
- De positie van de sensor ten opzichte van de
tanden van het frequentiewiel regelen (afstand
< 2 mm), als het frequentiewiel defect of
beschadigd is, dit vervangen.
- Controleren of het besturingssignaal de het
inschakelingssysteem bereikt, en controleren
of de led ingeschakeld is; controleren of de
eindschakelaar van de wagen niet is ingedrukt
of geblokkeerd is.
- De correcte werking van de sensor controleren
door er een metalen voorwerp naartoe te
bewegen: als de led gaat branden, de kabel
vervangen; de sensor vervangen als hij niet
werkt.
- De omvormer of inverter krijgt geen signaal
om te starten. Controleer de bedrading. De
omvormer of inverter is in storing. Vermeld de
code die wordt weergegeven. Bij motor in DC, de
borstels van de motor controleren. De kabel van
de motor is niet goed aangesloten, de bekabeling
en spanningen, ook op de rem, indien aanwezig,
controleren. De motorgroep kan beschadigd of
defect zijn, vervang hem in dat geval. Controleer
de batterijstatus.
- Spoel vervangen.
- De folie weer aan pallet.
- De correcte werking van de 'dancing' sensor
controleren door de folie te verwijderen en hem
handmatig in te schakelen. Als hij niet werkt de
correcte werking van de sensor controleren. De
spanningswaarde van de folie is hoog, verlaag
hem.
- Als de folie niet binnen (x) seconden in de wagen
gaat rollen, gaat er een alarm af. Bind de folie er
strakker omheen.
- De bekabeling van de eindschakelaars en hun
stroomtoevoer
controleren.Controleer
borstels van de rolwagenmotor.
- De motoraandrijving van de wagen controleren
(motorborstels).
of
- De sensor deblokkeren, of indien defect,
vervangen. Controleer de borstels van de
rolwagenmotor.
- De motoraandrijving van de wagen controleren
(motorborstels).
of
- De sensor deblokkeren, of indien defect,
vervangen.
in
- De draairichting moet worden omgedraaid, of
de eindschakelaars zijn omgedraaid.
in
- De draairichting moet worden omgedraaid, of
de eindschakelaars zijn omgedraaid.
- De knop deblokkeren en de stroomkring
herstellen.
mechaniek
van
de
de
Rev.2 01/03/2021