Ventilatoren
Het inschakelen van de circulatieventilatoren wordt tijdgestuurd
door de besturingsprintplaat, waarbij de tijdbesturing begint
met het inschakelen van de hoofdbranders.
Het vertraagde inschakelen voorkomt dat er koude
lucht in de ruimte wordt geblazen.
Uitschakelen van het apparaat
Als er geen behoefte aan verwarming meer is
(ruimte-temperatuur boven de ingestelde streefwaarde),
schakelt de besturingsprintplaat de brander uit.
De branderventilator loopt voor de extra ventilatie van
de verbrandingskamer voor een vaste, vooraf ingestelde
tijd door.
De circulatieventilator(en) loopt (lopen) eveneens
tijdgestuurd door, totdat de warmtewisselaar is afgekoeld.
Als er een nieuwe verwarmingsbehoefte ontstaat
tijdens de naloopfase, zal de besturingsprintplaat
het uitschakelen van de ventilatoren afwachten
en vervolgens een nieuwe terugzetting uitvoeren
en met een nieuwe cyclus beginnen.
LET OP
Voor de ontgrendeling van een veiligheidsinrichting
moet de oorzaak van de activering gelokaliseerd
en opgelost worden.
AANWIJZING
Veiligheidsinrichtingen mogen tijdens het
bedrijf van de apparaten niet worden overbrugd
of geblokkeerd!
BELANGRIJKE AANWIJZING!
De onderbreking van de stroomtoevoer tijdens het
branderbedrijf of de nakoelfase is niet toegestaan,
omdat een ontbrekende, extra ventilatie van
de warmtewisselaar tot ernstige schade kan leiden:
Een oververhitting van de apparaten en de daaruit
■
resulterende gevolgen zorgen voor het vervallen
van de garantie
De beschadiging van de branderventilator en zijn
■
componenten
Het activeren van de veiligheidsthermostaten
■
en de daaraan gerelateerde vergrendeling
van de veiligheidsthermostaten (STB).
Anders geen nieuwe start van het apparaat zonder
handmatige ontgrendeling
Een beschadiging van de elektrische leidingen
■
Lucht/gas-mengregelaar
De apparaten zijn uitgerust met een volledige
lucht/-gasmengregelaar.
Dit mengproces vindt plaats in de ventilator
van de verbrandingsmotor. De door de ventilator
aangezogen lucht stroom door de venturi, waar een
onderdruk ontstaat, die het gas meetrekt. Hierdoor
wordt een constant lucht/gasmengsel bereikt.
De verhouding van lucht- en gasdruk is 1:1.
Deze waarde kan door de offset-reguleerschroef
op de gasklep worden gewijzigd.
Bij de levering van de apparaten is de hoeveelheid
gas al ingesteld en is de schroef verzegeld.
Met de instelschroef op de venturi kan
een nauwkeurige instelling worden uitgevoerd,
deze reguleert het maximale gasverbruik en bepaalt
daarna het gehalte kooldioxide (CO
De schroef wordt niet verzegeld, om
de luchtverwarmer eventueel om te zetten naar
een ander type gas.
OPGELET:
Voor offset- en CO
-instelling.
2
De besturingsprintplaat van de apparaten
maakt met gelijkstroom de toerentalregeling
van de verbrandingsmotor mogelijk, afhankelijk
van het in de ruimte vereiste
verwarmingsvermogen.
Bij een wijziging van het toerental wijzigt het
lucht- en daarmee ook het gasverbruik.
Minimale en hoogste toerental van de ventilator
zijn twee waarden die niet kunnen worden gewijzigd.
) van het rookgas
2
7