Gasaansluiting
De installatie van de gasaansluitingen mag
uitsluitend door geautoriseerd, vakkundig personeel
(door GVU toegestaan) worden uitgevoerd,
waarbij de desbetreffende voorschriften voor het
desbetreffende type gas in acht genomen worden.
De dwarsdoorsnede van de leidingen moet
conform van de aansluitwaarde van het apparaat,
de volledige leidingsweerstand, evenals de hoogte
van de gasvoorzieningsdruk worden vastgelegd.
De noodzakelijke gasvoorzieningsdruk (afhankelijk van
het gastype) moet op locatie worden gegarandeerd.
Overeenkomstig het apparaatvermogen moet tijdens het
bedrijf van het apparaat de noodzakelijke hoeveelheid gas
en de noodzakelijke gasdruk continu beschikbaar zijn.
De apparaataansluiting gebeurt via een R 3/4"
buitenschroefdraad-aansluiting.
De gastoevoerleiding moet met een geschikte,
verwijderbare verbinding op spannings- en
trillingsvrije wijze worden aangebracht.
De in de toepasselijke gasrichtlijnen voorgeschreven,
evenals de lokaal vereiste componenten
in de gastoevoerleiding, evenals de overdrukinrichting,
afsluitinrichtingen, etc. worden niet meegeleverd
en moet op locatie beschikbaar worden gesteld.
Bovendien wordt geadviseerd om een gasfilter, dat
geschikt is voor hoge vermogens, zonder drukregelaars
te monteren, omdat het filteroppervlak van het standaard
boven de gasklep gemonteerde filter begrensd is.
De geldende normen laten binnen de ruimte reps.
van de verwarmingsruimte een maximale druk toe
van 40 mbar; hogere drukwaarden moeten voor het
binnengaan van de verwarmings- resp. opstellingsruimte
van het apparaat worden gereduceerd.
Voor de eerste inbedrijfstelling moet de
gasvoorzieningsleiding door geschikte maatregelen
grondig gereinigd en ontlucht worden.
Schematische opbouw van de af fabriek geleverde gascomponenten
Wijzigingen in de afmetingen en de constructie, door de technische vooruitgang, voorbehouden.
Er moet gegarandeerd worden dat de aansluiting van het
apparaat op de gasvoorzieningsleiding hermetisch is uitgevoerd.
Alle schroefverbindingen van het apparaat
en de gastoevoerleiding moeten op dichtheid worden
gecontroleerd.
Bij evt. gebruik van lekkagesprays moeten deze
overeenkomen met DIN 30657 (corrosievrij).
LET OP
De voeding van het gascircuit met drukwaarden
hoger dan 60 mbar is ten strengste verboden.
Anders ontstaat er gevaar voor klepbreuk.
LET OP
Installatiewerkzaamheden aan de gasinstallatie en
de voedingsleidingen mogen alleen door vakkundig
personeel met vergunning worden uitgevoerd.
LEGENDA
1 = Elektrische gasmagneetklep
Hoofdbrander
2 = Elektrische gasmagneetklep
Ontstekingsbrander
3 = Drukregelaar
4 = Elektrische gasveiligheidsklep
5 = Gasfilter (geen filteroppervlak)
6 = Trillingsremmend
verbindingsstuk (lokaal)
7 = Gasfilter met groot filteroppervlak
(lokaal) zonder drukregelaar
8 = Gasafsluitkraan (lokaal)
lokaal door het installatiebedrijf
uit te voeren
35