Opmerkingen in verband met de metingen:
Algemeen
De indicator
wegens onregelmatige omstandigheden op de ingangsklemmen.
Metingen van de isolatieweerstand, de laagohmse weerstand, de doorgang en de
aardingsweerstand kunnen alleen in spanningsvrije toestand worden uitgevoerd.
De GOED/SLECHT-indicator wordt geactiveerd wanneer een limietwaarde werd
ingesteld. Voor de evaluatie van de meetresultaten moeten geschikte limietwaarden
worden gekozen.
Wanneer slechts twee van de drie testdraden worden aangesloten op de te testen
elektrische installatie, is alleen de spanningswaarde tussen deze beide testdraden
geldig.
Isolatieweerstand
De 3-aderige testdraad en de Commander-testpen kunnen worden gebruikt om de
isolatieweerstand te meten.
Wanneer op de testklemmen een spanning van meer dan 30 V (AC of DC) wordt
gemeten, kan de meting van de isolatieweerstand niet worden uitgevoerd.
Het testapparaat ontlaadt testobjecten automatisch na het afsluiten van de meting.
Door dubbel te klikken op de knop TEST wordt een continue (doorlopende) meting
uitgevoerd.
Laagohmse meting/doorgangsmeting
Wanneer op de testklemmen een spanning van meer dan 10 V (AC of DC) wordt
gemeten, kan de laagohmse meting/doorgangsmeting niet worden uitgevoerd.
Vooraleer een laagohmse meting/doorgangsmeting wordt uitgevoerd, compenseert u
indien nodig de testdraadweerstand.
Aardingsweerstand
Wanneer op de testklemmen een spanning van meer dan 30 V (AC of DC) wordt
gemeten, kan de meting van de isolatieweerstand niet worden uitgevoerd.
Wanneer op de testklemmen H en E of S een stoorspanning van meer dan 5 V wordt
vastgesteld, verschijnt het waarschuwingssymbool " " om aan te geven dat het
meetresultaat mogelijk werd beïnvloed!
Aardlekschakelaar (RCD)
De parameters die voor een meetfunctie werden ingesteld, worden ook voor andere
RCD-meetfuncties overgenomen!
De meting van de contactspanning zorgt gewoonlijk niet voor het activeren van de
aardlekschakelaar (RCD). De activeringslimiet kan echter ten gevolge van lekstromen
via de PE-aardleiding of via capacitieve verbindingen tussen de geleiders L en PE
worden overschreden.
De meting van de lusweerstand Zsrcd heeft, in vergelijking met de lusweerstand RL
(subresultaat van de contactspanning) meer tijd nodig, maar biedt een veel grotere
nauwkeurigheid.
De activeringstijd en de activeringsstroom worden alleen gemeten wanneer de
contactspanning bij nominale verschilstroom kleiner is dan de ingestelde limietwaarde
van de contactspanning.
De automatische testsequentie (RCD AUTO-functie) wordt gestopt wanneer de
activeringstijd buiten de toegelaten waarde ligt.
BENNING IT 130
betekent dat de geselecteerde meting niet kan worden uitgevoerd
9
5260 / 01/2023 nl