Figuur 44
1. Gaffel van remsysteem
2. Onderste deel van
remhendel
3. Gaffelpen van veer
4.
Draai de gaffel van de onderste remkoppeling
rechtsom om de parkeerrem vaster te draaien
en draai de gaffel linksom om de parkeerrem
lossen te draaien
Opmerking:
Met de parkeerrem in vrijstand
bedraagt de afstand tussen de band en de platte
stang ongeveer 6 mm
5.
Zet de onderste koppeling vast aan het onderste
deel van de remhendel met de R-pen en de
gaffelpen
(Figuur
44).
6.
Controleer opnieuw de werking van de rem; zie
De parkeerrem controleren (bladz.
4. Onderste remkoppeling
5. 6 mm
6. Haarspeldveer
(Figuur
44).
(Figuur
44).
37).
Onderhoud riemen
Riemen controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maan-
Controleer de riemen op tekenen van slijtage, zoals
gieren tijdens het draaien van de riem, slippen van
de messen tijdens het maaien, gerafelde randen,
schroeiplekken en scheuren. Vervang de riem als u
deze zaken constateert.
g001513
Drijfriem van maaidek
vervangen
Voor achterlossende maaidekken
Opmerking:
Voor het klepelwerktuig: raadpleeg de
Gebruikershandleiding voor de maai-eenheid.
1.
Parkeer de maaimachine op een horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder de knoppen en de drijfriemkap op het
maaidek.
4.
Verwijder de spanpoelie en de versleten riem
(Figuur
45).
5.
Monteer de nieuwe drijfriem.
6.
Monteer de spanpoelie.
7.
Schakel de aftakas in en controleer de
riemspanning. Zie
(bladz.
39).
Opmerking:
bedraagt 44 tot 67 N met een speling van 13 mm
halverwege tussen de poelies
38
delijks (houd hierbij de kortste
periode aan)
Drijfriemspanning afstellen
De juiste drijfriemspanning
(Figuur
45).