1. Hydrauliekmechanisme
2. Voorste stelmoer
Opmerking:
Als de neutraalstand niet
constant is, controleer dan of beide veren
goed zijn vastgezet op de toerenregeling onder
het bedieningspaneel. Let met name op de
achterste veer. Herhaal de bovenstaande
aanpassingen indien nodig
1. Snelheidshendel
2. Achterste veer
Mechanisme aan de rechterzijde
afstellen
1.
Zet de snelheidshendel in de
2.
Zet de rechter rijhendel in de versnelling vooruit.
3.
Stel het mechanisme aan de rechterzijde af
door de snelspoorknop linksom te draaien tot de
band naar voren gaat draaien
4.
Draai de knop per keer een kwartslag rechtsom.
Zet vervolgens de toerenregeling naar voren en
Figuur 36
3. Achterste stelmoer
4. Bedieningsarm
(Figuur
37).
Figuur 37
3. Veer
NEUTRAALSTAND
(Figuur
38).
terug in de
het rechterwiel niet langer naar voren draait
(Figuur
38).
5.
Houd de dodemanshendels ingedrukt.
Opmerking:
ingedrukt op het moment dat de toerenregeling
zich niet in de
slaat de motor af.
6.
De veer waarmee de spanning op de knop wordt
gehandhaafd, hoeft normaal gesproken niet te
worden afgesteld. Als dit toch nodig is, pas de
lengte van de veer dan aan tot 26 mm tussen
de ringen
7.
Pas de lengte van de veer aan door aan de
moer aan de voorzijde van de veer te draaien
(Figuur
38).
g007738
1. Hydrauliekmechanisme
2. Veer
g001520
Bedieningsstang afstellen
Bedieningsstang controleren
1.
De achterzijde van de machine moet nog steeds
op assteunen rusten en de motor moet op volle
toeren draaien. Zet de toerenregeling in de
middelste stand.
.
Opmerking:
ingedrukt op het moment dat de toerenregeling
zich niet in de N
slaat de motor af.
2.
Beweeg de betreffende rijhendel naar boven tot
deze de
vergrendelde neutraalstanden in.
34
. Herhaal dit totdat
NEUTRAALSTAND
Hou de dodemanshendels
NEUTRAALSTAND
(Figuur
38).
Figuur 38
3. Snelspoorknop
4. 26 mm
Hou de dodemanshendels
EUTRAALSTAND
bereikt en schakel de
NEUTRAALSTAND
bevindt; anders
g007880
bevindt; anders