U kunt direct na het selecteren van instellingen een
opname maken door op de sluiterknop te drukken. Na
de opname wordt het menu opnieuw weergegeven,
zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
Contrast
Met deze functie past u de mate van helderheid aan.
Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
Scherpte
Met deze functie bepaalt u hoe scherp omtrekken
worden gedefinieerd.
Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
Verzadiging
Met deze functie past u de kleurdiepte aan.
Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
3
Druk op de knop FUNC.
De witbalans kan niet worden ingesteld wanneer de
modus
(Sepia) of
86
6. Opnamen maken - geavanceerde functies
(Zwart/Wit) is geselecteerd.
Auto Exposure Bracketing (AEB)
Programmakeuzeknop
In deze modus wijzigt de camera automatisch de
belichting binnen een ingesteld bereik en worden
drie opnamen gemaakt nadat u één keer op de
sluiterknop hebt gedrukt.
U kunt de AEB-instellingen aanpassen in stappen van 1/3 in
het bereik van -2 tot en met +2 van de
standaardbelichtingsinstelling. U kunt de AEB-instellingen
combineren met instellingen voor belichtingscompensatie
(p. 80) om het aanpassingsbereik uit te breiden. De beelden
worden vastgelegd in de volgorde: standaardbelichting,
onderbelichting en overbelichting.
1, 4
1
Druk op de knop FUNC.
2, 3