Inhoudsopgave
Advertenties
Probleem
Onderwerp in het vastge-
Het onderwerp is te ver weg voor de flitser.
legde beeld is te donker.
Onderwerp in het vastge-
Het onderwerp is te dichtbij, waardoor de flits te licht
legde beeld is te licht.
is.
Het onderwerp is erg licht ten opzichte van de ach-
tergrond.
Er valt rechtstreeks licht op het onderwerp of licht
reflecteert van het onderwerp in de camera.
Flitser ingeschakeld
Er wordt een verticale
Het onderwerp is te licht.
streep licht (rood, paars)
weergegeven op het
LCD-scherm.
Er verschijnen witte stip-
Het flitslicht wordt gereflecteerd door stofdeeltjes of
pen of sterretjes op het
insecten in de lucht. Dit gebeurt meestal in de vol-
beeld
gende gevallen:
U maakt opnamen met een maximale groothoek.
U maakt opnamen met een hoge
diafragmawaarde in de modus
diafragmavoorkeuze AE.
Flitser wordt niet geacti-
De flitser is uitgeschakeld.
veerd.
142
Bijlage
Oorzaak
Pas de sterkte van de flitser aan met behulp van de belichtingscom-
pensatie voor de flitser (p. 92).
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op Uit.
Dit is een normaal verschijnsel bij apparaten met CCD's en wordt niet
veroorzaakt door een storing. (Deze rode lichtbalk wordt niet opgeno-
men als u stilstaande opnamen maakt, maar wordt wel opgenomen
als u films opneemt.)
Dit verschijnsel doet zich voor bij digitale camera's en wordt niet ver-
oorzaakt door een storing.
Stel de flitser in op Aan.
Oplossing
Gebruik de flitser voor opnamen binnen het volgende bereik:
ISO 100 of equivalent: 55 cm tot 4,2 m vanaf het onderwerp bij de
maximale groothoek en van 55 cm tot 2,0 m bij de maximale
telelens.
Verhoog de ISO-waarde en maak de opname.
Zie De ISO-waarde wijzigen (p. 84).
Stel de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde (-).
Gebruik AE lock (belichtingsvergrendeling) of spotmeting.
Zie De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock)(p. 89)
en Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 78).
Advertenties
Inhoudsopgave
