Over de achteruitrijcamerahulplijn
Om de hulplijn weer te geven, schakelt u de hulplijn in. Om de
hulplijn aan te passen, raadpleegt u tevens "Camerahulplijn
instellen".
U kunt de hulplijn ook uitschakelen in het weergavescherm van
de achteruitrijcamera.
■ Betekenis indicatiemarkering
Wanneer de achteruit van de auto wordt geselecteerd, schakelt
het scherm over naar het beeld van de achteruitrijcamera.
Hulplijnen helpen bij het weergeven van de breedte van de auto
en de afstand tot de achterbumper.
1. Extensiemarkeringen van de breedte van de auto (rood,
geel en groen in volgorde van nabijheid)
Mits correct gekalibreerd, geven de markeringen de breedte
van de auto aan. Daarmee kan de richting van de auto worden
begeleid tijdens het achteruit inparkeren in een rechte lijn.
De markeringen stellen de afstand voor vanaf de achterzijde
van de auto (vanaf het achterste deel van de bumper).
De markeringen bewegen niet synchroon met het stuurwiel.
Stel de markeringen in op de breedte van de auto.
2. Richtlijnmarkeringen van de afstand
De markeringen stellen de afstand voor vanaf de achterzijde
van de auto (vanaf het achterste deel van de bumper).
• De markeringen bewegen niet synchroon met het stuurwiel.
• Wij adviseren u de werkelijke afstand tot de markeringen
te meten wanneer de auto op een vlakke ondergrond staat
geparkeerd.
• Afhankelijk van de toestand van de auto of het wegoppervlak
kan het zichtbare bereik variëren.
• De camera heeft een beperkt zichtbereik. Objecten onder
extreme hoeken t.o.v. de camera (bijv. onder de bumper of
bij tegenoverliggende uiteinden van de bumper) kunnen zich
buiten het zicht van de camera bevinden.
• Het beeld van de achteruitrijcamera kan een kleur hebben die
verschilt van de eigenlijke omgeving.
• Afhankelijk van de auto is het mogelijk dat de hulplijnen naar
rechts of links afwijken. Dit duidt niet op een storing.
■ Richtlijnmarkering van de afstand
De afstandshulplijnen vormen de afstand op grondniveau tot
de achterbumper. Het is moeilijk om nauwkeurig de afstand te
bepalen tot objecten boven grondniveau.
In het volgende voorbeeld is de afstand tot A 0,5 m en afstand tot
B is 1 m.
<Scherm>
<Posities van A, B en C>
ongeveer 1 m
Op het scherm lijkt de vrachtwagen volgens de afstandsmarkeringen
ongeveer 1 m verder geparkeerd te zijn (op positie B). Als u in
werkelijkheid echter achteruit zou rijden naar positie A, zou u tegen
de vrachtwagen botsen.
Op het scherm lijken posities A, B en C in volgorde van nabijheid
geplaatst te zijn. In werkelijkheid bevinden positie A en C zich
echter op dezelfde afstand en ligt B verder weg dan posities A en C.
• De extensiemarkering van de autobreedte stelt de afstand tot
het wegdek voor. De afstand tot een object op de weg wordt
niet nauwkeurig weergegeven door de hulplijnen.
Fout tussen het scherm en het eigenlijke wegoppervlak
In de volgende omstandigheden doen zich fouten voor tussen
de schermhulplijnen en het eigenlijke wegoppervlak. (De
afbeeldingen stellen een geval voor waarbij de camera in de
standaardpositie is geïnstalleerd).
■ Wanneer zich een steile helling naar boven
achter de auto bevindt (voorbeeld)
<Scherm>
Richtlijnmarkeringen van de afstand
C
B
A (ongeveer
0,5 m)
81
-NL