Diafragmawaarden en sluitertijden in de stand
In de stand P is de camera zo geprogrammeerd, dat deze aan de hand van de helderheid van
het onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt
aangegeven. Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
Bij gebruik van de 14 – 42 mm
F3.5 – 5.6 zoomlens
(brandpuntsafstand: 14 mm)
Programma-aanpassing
Programma-aanpassing (
Door in de stand P de regelaar te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd
zoals hierboven aangegeven wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft.
Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de aanpassing ongedaan te maken,
draait u de regelaar, totdat in de zoeker of op het scherm met het bedieningspaneel de indicatie
voor stand belichting % naar P verandert, of u schakelt de camera uit. Bij gebruik van een
flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk.
A: Diafragmavoorkeuze
De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld.
Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt
de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het
diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte
toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt
toevoegen. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe
scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt. g "Preview-functie" (Blz. 30)
Bij een lagere
diafragmawaarde
(F-waarde)
Zet de functieknop op A en draai de
regelaar om de diafragmawaarde in te
stellen.
%
)
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
P
Sluitertijd
Bij een hogere
diafragmawaarde
(F-waarde)
27
NL
3