7 - STANDAARD REGELINGEN EN OPTIES
7.8
Warmtewisselaar waterpompen
De unit kan een verdamperwaterpomp en een condensorwaterpomp
aansturen. De pomp kan alleen worden ingeschakeld als deze optie
is geconfigureerd (PUMPCONF) en als de unit in een van de "aan"
bedrijfstypes is, dat is beschreven in paragraaf 7.1 or in "delay"
mode.
De Connect Touch regeling levert het stuursignaal naar de pomp,
maar bevat geen beveiliging van de pomp zelf (lage waterdruk,
overbelasting, enz.).
7.8.1
Werking van pomp
De pomp blijft nog circa 20 seconden in werking nadat het
apparaat in de stopmodus gaat. De pomp wordt uitgeschakeld als
het apparaat wordt uitgeschakeld vanwege een alarm, tenzij de
oorzaak een vorstbeveiligingsfout is. De pomp kan worden gestart
onder bepaalde bedrijfscondities als de vorstbeveiliging van de
warmtewisselaar actief is.
Aangezien de minimum waarde voor de vertraging bij opstarten 1
minuut is (configureerbaar tussen 1 en 15 minuten), is de pomp ten
minste één minuut in bedrijf voordat de eerste compressor start.
Indien geconfigureerd kan de koelerpomp worden gestopt als de
unit in verwarmingsbedrijf is en de condensorpomp kan worden
gestopt als de unit in koelbedrijf is.
Instellen van het gedrag van de koelerpomp
in verwarmingsbedrijf OF het gedrag van de
condensorpomp in koelbedrijf
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer
Pump Configuration
3. Stel
Cooler Pump Off In Heat
Cool
[stopcool] in op "ja".
Koelerpomp uit in verwarmen [stopheat]
Cond pomp uit In koelen [stopcool]
nee/ja
ja
Opmerking: de waterpomp kan ook worden gestopt als de
unit in stand-by modus is (zie paragraaf 7.8.3).
7.8.2
Pompbescherming (antikleeffunctie van
pomp)
De besturing biedt de mogelijkheid om de pomp elke dag om 14.00
uur automatisch te starten en 2 seconden te activeren wanneer de
eenheid is uitgeschakeld.
Het regelmatig starten van de pomp voor een paar seconden
verlengt de levensduur van de pomp lagers en de dichtheid van de
pomp afdichting.
Periodieke pompstart instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer
Pump Configuration
Pump Sticking Protection
3. Stel
Pump Sticking Protection [pump_per] (Pomp vastloopbescherming)
nee/ja
ja
7.8.3 Stand-by pomp (alleen vast toerental pompen)
De regeling zorgt voor de Eco-pompfunctie die de pomp periodiek
laat stoppen als er geen koeling of verwarming nodig is.
De Eco pompmodus kan worden toegepast op de condensorpomp
als de unit in verwarmingsbedrijf is en de koelerpomp in koelbedrijf.
Controleren van het pompgedrag in stand-by modus
1. Ga naar het hoofdmenu.
Miscellaneous Status
2. Selecteer
Eco-pomptijd actief
3. Controleer
Eco Pump Mode Active [m_ecopmp]
nee/ja
ja
BELANGRIJK: De Eco-pompfunctie kan alleen door
servicetechnici worden ingeschakeld.
(PUMPCONF) (Configuratie pomp).
[stopheat] of
Cond Pump Off In
(PUMPCONF) (Configuratie pomp).
[pump_per] in op "ja".
(MSC_STAT) (Diverse status).
[m_ecopmp].
7.9
Externe pomp met variabel toerental
Standaard kan de unit een pomp met variabel toerental aansturen.
Het is mogelijk het waterdebiet te regelen om een constante
temperatuurverschil over de verdamperwater warmtewisselaar te
handhaven.
De regeling van het pomptoerental kan ook worden geoptimaliseerd
door de installateur (servicetoegangsniveau vereist).
De pomp wordt op dezelfde wijze in- en uitgeschakeld als de pomp
met vast toerental, tenzij het watersysteem geen productie vraagt
(de pomp wordt ingesteld op het minimum toerental).
7.10
Condensorwaterklep (optie 152)
De
verzadigde
condensatietemperatuur
als
de
driewegklep
condensatietemperatuur wordt geregeld op basis van een vast
setpoint dat kan worden geconfigureerd door de gebruiker via
de SETPOINT tabel. De driewegklepregeling kan alleen door de
serviceafdeling worden geconfigureerd via de SERVICE tabel.
7.11
Antipendel beveiliging van de unit
De Connect Touch regeling bewaakt continu het regelpunt dat de
werking van de compressor(en) bepaalt. Compressoren worden in-
en uitgeschakeld om het regelpunt te handhaven en te voldoen aan
de actuele koeling/verwarmingsvraag.
De regeling bevat een beveiliging die het voortijdig starten van de
compressoren voorkomt. De service-geconfigureerde temperatuur
grenswaarde (die inwerkt op het regelpunt) wordt gebruikt voor het
aansturen van de compressor(en).
Deze antipendeloptie van de unit kan worden ingeschakeld via het
bedieningspaneel door de "short cycle management" parameter in
het Algemene configuratiemenu (GEN_CONF) in te stellen op "ja".
7.12
Koudemiddellekdetectie (optie 159)
Deze maakt koudemiddellekdetectie mogelijk. Twee sensoren
(niet meegeleverd) die de koudemiddelconcentratie in de lucht
detecteren, moeten worden gemonteerd op het apparaat.
Als een van de twee sensoren langer dan een uur een abnormale
koudemiddelconcentratie meet, wordt een alarm geactiveerd (10050),
zonder uitschakeling van de unit. De koudemiddelconcentratie
en de vertraging voor de activering van een waarschuwing zijn
configureerbaar. Neem voor het veranderen ervan contact op met
de serviceafdeling van de fabrikant.
7.13
Nachtbedrijf
Met de functie Nachtbedrijf kunnen de gebruikers de unit
configureren om met specifieke parameters te werken gedurende
een specifieke tijdsperiode. Gedurende de nachtperiode, wordt de
capaciteit beperkt en het aantal lopende ventilatoren verminderd.
De nachtperiode wordt gedefinieerd door een start- en een eindtijd
die hetzelfde zijn voor elke dag van de week. De nachtbedrijf
instellingen
en
de
geconfigureerd in het Algemene configuratiemenu (GEN_CONF).
Het condensatiepunt wordt 's nachts verhoogd om het aantal
werkende ventilatoren te begrenzen (apparaten met de optie van de
condensatieregeling van de droge koeler).
Instellingen van nachtmodus instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
General Configuration (GEN_CONF) (Algemene
2. Selecteer
configuratie).
3. Stel de nachtbedrijf parameters in.
Night Mode Start Hour [nh_start], Night Mode End Hour [nh_end]
00:00
Night Capacity Limit [nh_limit] (Nachtcapaciteit limiet)
0 tot 100%
NL - 23
wordt
optie
is
geselecteerd.
De
capaciteitsbegrenzing
kunnen
100%
HYDROCIAT
geregeld
verzadigde
worden
TURBO