7 - STANDAARD REGELINGEN EN OPTIES
7.4.2
Verstellen
Setpoint-verstelling wil zeggen dat het actieve regelpunt wordt
gewijzigd zodat het benodigde machinevermogen wordt aangepast
om zo goed mogelijk aan de vraag te voldoen.
De basis voor de setpoint-verstelling kan worden geleverd
door een van de volgende mogelijkheden:
•
Buitenluchttemperatuur die een waarde geeft van de
belastingstrends voor het gebouw. Deze reset bron geldt alleen
voor units met optie 154 (zie paragraaf 7.15).
•
Retourwatertemperatuur (ΔT warmtewisselaar geeft een
gemiddelde belasting voor het gebouw). Delta T (ΔT) omvat het
temperatuurverschil tussen ingaande en uitgaande vloeistof
minus
(LWT
EWT). Als er sprake is van een lichte belasting zal
het temperatuurverschil binnen de wisselaar relatief klein zijn. De
resetwaarde zou door de gebruiker moeten worden ingesteld.
De configuratie kan al naar gelang de omvang van de
waterwisselaar verschillen.
•
4-20 mA resetsignaal geleverd door een actieve sensor die op
de ingang is aangesloten: Als de waarde voor het 4-20 mA-
signaal/de buitentemperatuur toeneemt (lagere belasting) zal
het huidige setpoint worden verlaagd.
•
Ruimtetemperatuur verstelling gebaseerd op de meting door de
ruimtetemperatuursensor.
De bron voor het verstellen kan worden geconfigureerd in het Reset
configuratiemenu (RESETCFG). Naar aanleiding van een wijziging in
delta T, in de 4-20 mA-verstellingswaarde of in de ruimtetemperatuur,
wordt het regelpunt opnieuw ingesteld om de apparaatprestaties te
optimaliseren.
De bron voor de verstelling instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer
Reset configuratie
3. Stel
Cooling Reset Select
[hr_sel] in.
Selectie van koeling-setpointverstelling
Selectie van setpoint-verstelling verwarming
0 = geen
1 = BLT*
2 = Verschiltemperatuur
3 = 4-20 mA
4 = Ruimtetemp
* BLT verstelling geldt voor units met optie 154 (zie paragraaf 7.15).
De uit gebruikt normaliter twee typen setpuntverstelling, verstelling
van regelpunt van koeling of verstelling van regelpunt van
verwarming.
Een
machine
met
droge
condensatiesetpuntverstelling
de condensatiesetpuntregeling afhangt van de uitlezing van de
buitenluchttemperatuur (verstelling op basis van BLT). Zie ook
paragraaf 7.15.
De verstelling is een lineaire interpolatiefunctie die op de
volgende drie parameters is gebaseerd:
•
Een referentie waarbij de verstelling nul is
(buitenluchttemperatuur / delta T / 4-20 mA-signaal / ruimtetemp
– geen verstelwaarde).
•
Een referentie waarbij de verstelling maximaal is
(buitenluchttemperatuur / delta T / 4-20 mA-signaal / ruimtetemp
– max. verstelwaarde).
•
De maximaal mogelijke verstelling: Het verschil tussen de
laagste verstellingswaarde (geen verstelling) en de hoogst
mogelijke verstellingswaarde (volledige verstelling).
Verwarming verstelling grd.
verstelling.
De verstelparameters, d.w.z. helling, reset en maximale waarde, zijn
configureerbaar in het menu Resetconfiguratie (RESETCFG).
Koelbedrijf: De koelsetpoint verstelling wordt gebruikt om de
watertemperatuur van de verdamper te verstellen.
HYDROCIAT
TURBO
(RESETCFG).
[cr_sel] of
Heating Reset Select
koeler
regeling
heeft
die
kan
worden
toegepast
Koeling /
is de maximaal mogelijke
Verwarmingsbedrijf: De verwarmingsetpoint verstelling wordt
gebruikt om de watertemperatuur van de condensor te verstellen.
Verwarming verstelling kan worden gebruikt voor het verstellen
van
het
condensatie
condensorwerking. Dit is alleen mogelijk voor de buitentemperatuur.
Delta T wordt niet gebruikt.
Voorbeeld
setpoint
ruimtetemperatuur
Verklaring:
A: Waarde maximale verstelling
B: Ruimtetemperatuur waarbij geen setpoint verstelling
C: Ruimtetemperatuur waarbij maximale verstelling
D: Gebouwbelasting
7.5
Opstartsnelheid
De regeling biedt de functie van de opstartsnelheid die wordt
gebruikt om de snelheid waarmee de watertemperatuur verandert,
te minimaliseren. De minimumsnelheid wordt berekend op basis
van de verzadigde condensatietemperatuur en de verzadigde
zuigtemperatuur. De volgorde van de opstartsnelheid kan worden
ingeschakeld door de gebruiker (Selectie opstartsnelheid, GEN_
CONF – Algemene configuratie).
7.6
Capaciteitsregeling
De unit is voorzien van olievrije centrifugaal compressoren met
magnetische lagers. Elk circuit kan een of twee compressoren
hebben. De compressoren worden zodanig aangestuurd dat de
best mogelijke COP wordt verkregen. Variabel toerental centrifugaal
compressoren leveren betere prestaties bij deellastbedrijf. Daarom
zou het regelsysteem normaliter beide circuits starten zodra dat
nodig is. De Connect Touch regeling past de compressorcapaciteit
aan om de watertemperatuur van de warmtewisselaar op het setpoint
te houden.
7.7
Capaciteitsbegrenzing
een
De functie van de capaciteitsbegrenzing wordt gebruikt om het
als
stroomverbruik van het apparaat waar mogelijk te beperken.
De regelaar biedt de mogelijkheid om het vermogen van de
unit te begrenzen:
•
Door middel van de extern aangestuurde spanningsloze
contacten: Het vermogen van het apparaat kan nooit hoger
worden dan het begrenzing-setpoint dat door deze contacten
wordt geactiveerd. De begrenzing-setpoints kunnen worden
aangepast in het SETPOINT-menu.
•
Door de DEM_LIM-waarde in te stellen als het apparaat op het
netwerktype staat.
•
Met de door het master apparaat ingestelde vertragingslimiet
(master/slave-assemblage). Als de unit niet in master/slave
installatie is, is de vertragingsgrenswaarde 100%.
•
Door de nachtcapaciteitsbegrenzing. De begrenzing kan worden
gewijzigd in het menu GEN_CONF.
Capaciteitsbegrenzing wordt uitgedrukt in procenten, waarbij
een
maximum
waarde
capaciteitsbegrenzing toegepast is.
NL - 22
setpoint
voor
een
geoptimaliseerde
verstelling
in
koelbedrijf
van
100%
betekent
dat er geen
voor
de