BEGINNEN MET NAAIEN
3
Bedieningstoetsen en Functietoetsen
A. Bedieningstoetsen
1.
Start/stop-toets
Druk op deze toets om de machine te starten of te stoppen als het voetpedaal niet wordt
gebruikt.
2.
Achteruitnaaitoets
Houd deze toets ingedrukt om steken achteruit te naaien aan het begin en het einde van een
naad, en de meeste steekpatronen. De achteruitnaaitoets wordt ook gebruikt voor het opslaan
van tekens uit de ABC-modus. (Zie pagina 21)
3.
Toets Naald omhoog/Naald omlaag
Druk op deze toets om de naald naar de hoge of de lage positie te brengen. De naald wordt
geprogrammeerd om te stoppen in de geselecteerde positie totdat u opnieuw op de toets drukt.
4.
Snelheidsregelaar
Schuif deze hendel naar links om de machine langzamer te laten naaien en naar rechts om de
snelheid van de machine te verhogen.
B. Functietoetsen
5.
Modustoets
Hiermee kunt u wisselen tussen de drie selectiemodi:
6.
LCD-scherm
Geeft instructies weer over de steek die u heeft geselecteerd.
7.
Functietoetsen
Regel de selectie van de steeknummers en de breedte en lengte van de steken.
LCD-scherm
20
20
,
,
1. Modusindicator
2. Naald omhoog/omlaag
3. Spoelindicator
4. Naaivoetindicator
5. Steeknummer
6. Knoopsgathendelindicator
7. Steekbreedte
8. Steeklengte
.