7. Controle en onderhoud
50
100
°C
20
120
bar
4
0
1
3
2
62
Met een bijvulinrichting kan dit als volgt (Indien aanwezig):
1. Open de kraan van de bijvulinrichting (Tijdens het vullen kan er
lucht ontsnappen via de automatische ontluchter).
2. Sluit de kraan van de bijvulinrichting wanneer de manometer een
druk tussen 1,5 en 2 bar aangeeft.
3. De waterzijdige aansluitingen op dichtheid controleren.
4. Zet de ketel onder spanning.
1
2
3
R000457-A
7.3.3.
Controleer het expansievat en vervang deze indien nodig.
7.3.4.
Controleer de ionisatiestroom in vollast en laaglast. De waarde is na
1 minuut stabiel. Is de waarde lager dan 3 µA, vervang dan de
ontstekingselektrode.
¼Zie hoofdstuk: "Vervanging van de ionisatie-/
ontstekingselektrode", pagina 65.
7.3.5.
Is de tapcapaciteit merkbaar minder (temperatuur is onvoldoende en/
of het debiet is te laag), reinig dan de platenwarmtewisselaar (ww-
zijdig) en de tapwatercartridge:
¼Zie hoofdstuk: "Reiniging van de platenwarmtewisselaar",
pagina 66.
7.3.6.
Controleer de aansluiting van de rookgasafvoer en luchttoevoer op
dichtheid.
R000406-A
EMC-M 15 Plus - 24/28MI (Plus) - 25 Plus - 34/39MI Plus - 35
Controle van het expansievat
Controle van de ionisatiestroom
Gebruik voor het uitlezen van de waarde een servicetool.
Controle van de tapcapaciteit
Controle van de rookgasafvoer en de
luchttoevoer
Plus
12052014 - 7601055-07