Als de boot te traag is of als de snelheidssensor niets
registreert, verschijnt een melding.
3
Selecteer OK en verhoog geleidelijk de snelheid van de
boot.
4
Als het bericht weer wordt weergegeven, stop dan de boot
en controleer of het wieltje met de sensor niet is
vastgelopen.
5
Als het wieltje zonder problemen draait, controleer dan de
kabelverbindingen.
6
Als de melding zich blijft voordoen, neem dan contact op met
Garmin Product Support.
De watertemperatuurcorrectie instellen
Voordat u de watertemperatuurcorrectie kunt instellen, moet u
een NMEA 0183-watertemperatuursensor of een transducer
met temperatuursensor aansluiten om de watertemperatuur te
meten.
De temperatuurcorrectie compenseert de temperatuurmeting
van een temperatuursensor.
1
Meet de watertemperatuur aan de hand van een
temperatuursensor of een transducer met temperatuurmeting
die is aangesloten op de kaartplotter.
2
Meet de watertemperatuur met een andere
temperatuursensor of een thermometer die nauwkeuriger is.
3
Trek de in stap 1 gemeten watertemperatuur af van de
watertemperatuur die u hebt gemeten in stap 2.
Het resultaat is de temperatuurcorrectie. Voer deze waarde
in stap 5 in als een positief getal als de op de kaartplotter
aangesloten sensor een koudere watertemperatuur aangeeft
dan in werkelijkheid het geval is. Voer deze waarde in stap 5
in als een negatief getal als de op de kaartplotter
aangesloten sensor een warmere watertemperatuur
aangeeft dan in werkelijkheid het geval is.
4
Selecteer Instellingen > Mijn boot > Temperatuuroffset.
5
Voer de in stap 3 berekende temperatuurcorrectie in.
Communicatie-instellingen
OPMERKING: Voor sommige instellingen en opties zijn extra
kaarten of toestellen vereist.
Selecteer Instellingen > Communicatie.
Seriële poort 1: Stelt het invoer-/uitvoerformaat voor poort 1, te
gebruiken voor het aansluiten van de kaartplotter, in op
externe NMEA toestellen, computers of andere Garmin
toestellen.
Seriële poort 2: Stelt het invoer-/uitvoerformaat voor poort 2, te
gebruiken voor het aansluiten van de kaartplotter, in op
externe NMEA toestellen, computers of andere Garmin
toestellen.
NMEA 0183-instelling: Stelt de NMEA 0183
uitvoertelegrammen in die de kaartplotter verstuurt, hoeveel
cijfers rechts van het decimaalteken worden overgebracht in
een NMEA uitvoer en hoe waypoints worden geïdentificeerd
(pagina
27).
NMEA 2000-instelling: Hiermee kunt u de toestellen in het
NMEA 2000 netwerk weergeven en een label gevel
(pagina
27).
Draadloze toestellen: Hiermee kunt u draadloze toestellen
instellen
(pagina
27).
NMEA 2000 en NMEA 0183
GPSMAP 500 serie en GPSMAP 700 serie kaartplotters kunnen
gegevens ontvangen van zowel NMEA 0183 toestellen als
bepaalde NMEA 2000 toestellen die zijn verbonden met een
bestaand NMEA 2000 netwerk in uw boot.
echoMAP 50 serie en echoMAP 70 serie kaartplotters kunnen
gegevens ontvangen van NMEA 0183 compatibele toestellen.
Toestelconfiguratie
NMEA 0183
De kaartplotters ondersteunen de NMEA 0183 standaard die
wordt gebruikt om verschillende NMEA 0183 toestellen aan te
sluiten, zoals VHF-portofoons, NMEA instrumenten,
stuurautomaten, windsensors en koerssensoren.
Raadpleg de installatie-instructies bij de kaartplotter voor het
aansluiten van de kaartplotter op optionele NMEA 0183
toestellen.
De goedgekeurde NMEA 0183 telegrammen voor de
kaartplotter zijn GPAPB, GPBOD, GPBWC, GPGGA, GPGLL,
GPGSA, GPGSV, GPRMB, GPRMC, GPRTE, GPVTG,
GPWPL, GPXTE en de Garmin-telegrammen PGRME, PGRMM
en PGRMZ.
Deze kaartplotter ondersteunt ook het WPL-telegram, DSC en
sonar NMEA 0183 invoer met ondersteuning voor de
telegrammen DPT (diepte) of DBT, MTW (watertemperatuur) en
VHW (watertemperatuur, snelheid en voorliggende koers).
NMEA 0183 instellingen
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 0183-
instelling.
Route: Schakelt NMEA 0183 uitvoertelegrammen in voor
routes.
Systeem: Schakelt NMEA 0183 uitvoertelegrammen in voor
systeeminformatie.
Garmin: Schakelt NMEA 0183 uitvoertelegrammen in voor
Garmin specifieke zinnen.
Echolood: Schakelt NMEA 0183 uitvoertelegrammen in voor
het echolood (indien van toepassing).
Positiemiswijzing: U kunt het aantal cijfers achter de decimale
komma instellen voor het overbrengen van NMEA uitvoer.
Waypoint-id's: Stelt het toestel in op het overbrengen van
waypointnamen of -nummers via NMEA 0183 tijdens het
navigeren. Door nummers te gebruiken kunnen
compatibiliteitsproblemen met oudere NMEA 0183
stuurautomaten worden opgelost.
Standaardinstellingen: Stelt de NMEA 0183 instellingen terug
op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen.
NMEA 2000
GPSMAP 500 en 700 serie kaartplotters zijn NMEA 2000
gecertificeerd en kunnen gegevens ontvangen via een NMEA
2000 netwerk dat in de boot is geïnstalleerd. Deze gegevens,
zoals diepte, snelheid, watertemperatuur, windsnelheid,
windrichting en motorgegevens, worden op het
informatiescherm weergegeven.
U kunt uw motoren en tanks een naam geven zodat u de
locaties van motoren en tanks op de boot beter kunt bepalen.
Raadpleeg de installatie-instructies bij de kaartplotter voor het
aansluiten van een GPSMAP kaartplotter op een bestaand
NMEA 2000 netwerk en een lijst van ondersteunde NMEA 2000
PGN-nummers.
Een lijst met NMEA 2000 netwerktoestellen weergeven
U kunt de toestellen weergeven die verbonden zijn met het
NMEA 2000 netwerk.
Selecteer Instellingen > Communicatie > NMEA 2000-
instelling > Toestellenlijst.
Communicatie met draadloze toestellen
Met de kaartplotters kunt u een draadloos netwerk opzetten,
waar draadloze toestellen een verbinding mee kunnen maken.
Sommige modellen kunnen ook met behulp van het AVRCP-
profiel een verbinding maken met draadloze Bluetooth ®
toestellen.
Verbinding maken met een draadloos Bluetooth-toestel
U kunt de kaartplotter draadloos verbinden met een Bluetooth-
toestel.
27