Aansluiting van
de trommelmotor -
met klemmenkast
Eenfasige motor
Externe motorbeveiliging
78
Interroll Trommelmotor DM-serie
Montage en installatie
LET OP
Beschadiging van de interne bedradingen door wijzigingen aan de klemmenkast
4 De klemmenkast mag niet worden gedemonteerd, opnieuw worden gemonteerd of worden
gemodificeerd.
4 Verwijder de afdekking van de klemmenkast.
4 Let erop dat de motor op de juiste netspanning in overeenstemming met het
motortypeplaatje is aangesloten.
4 Zorg ervoor dat de klemmenkast van de trommelmotor correct geaard is.
4 Sluit de trommelmotor aan conform de aansluitschema's (aansluitschema's DM-serie
asynchroon eenfasig zie "Aansluitingen in de klemmenkast", pagina 19 of aansluitschema's
DM-serie asynchroon driefasig zie "Aansluitingen in de klemmenkast", pagina 34 of
aansluitschema's DM-serie synchroon zie "Aansluitingen in de klemmenkast", pagina 44).
4 Breng de afdekking en afdichtingen weer aan. Draai de schroeven van de afdekking vast
met 1,5 Nm om de dichtheid van de klemmenkast te garanderen.
Als een aanloopkoppel van 100% vereist is, moeten eenfasige trommelmotoren op een
aanloopcondensator en een bedrijfscondensator worden aangesloten. Bij een bedrijf zonder
aanloopcondensator kan het aanloopkoppel tot op wel 70% van het in de Interroll-catalogus
vermelde nominale koppel worden gereduceerd.
Sluit de aanloopcondensatoren aan volgens de aansluitschema's (zie "Aansluitschema's DM-serie
asynchroon eenfasig", pagina 19).
De motor moet altijd samen met een geschikte externe motorbeveiliging worden geïnstalleerd,
bijv. een veiligheidsschakelaar van de motor of frequentieregelaar met beschermende
overstroomfunctie. De veiligheidsvoorziening moet op de nominale stroom van de betreffende
motor (zie typeplaatje) worden ingesteld.
Synchrone motoren van Interroll mogen uitsluitend worden gebruikt in combinatie met
frequentieregelaars met een voor synchrone motoren met permanente magneet (PMSM)
geschikte regeling.
In continubedrijf mag de nominale stroom niet worden overschreden.
Een wezenlijke thermische motorbeveiliging wordt gerealiseerd door de geïntegreerde
thermische regelaar die door de omvormer of de besturing moet worden geanalyseerd.
Bij dynamische toepassingen die tot een kortstondige overschrijding van de nominale stroom
leiden, moeten aanvullende beveiligingsfuncties zoals I2t motorbeveiliging en controle van het
minimale toerental worden geactiveerd. De maximale waarden voor stroom en koppel mogen
echter nooit worden overschreden.
De volledige overbelastingsbeveiliging van de motor kan alleen worden gewaarborgd als
aanvullend aan de evaluatie van de thermische regelaar de bovengenoemde
Versie 3.1 (05/2022) nl
Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing