8
Opstelling BWL-1S(B)
8.1 Aanwijzingen voor de opstelling
Bij de keuze van de plaats van opstelling dient het volgende in acht te worden genomen:
- De warmtepomp moet van alle zijden toegankelijk zijn. De aanzuigomgeving moet bij voorkeur naar
een muur gekeerd zijn.
- De luchtuitblaaszijde moet vrij zijn. Omdat de lucht bij de uitblaaszone ongeveer 8K kouder is dan de
omgevingstemperatuur moet hier rekening worden gehouden met vroegtijdige ijsvorming. Daarom
mag de uitblaaszone niet direct op muren, terrassen en voetpaden gericht worden. De afstand van de
uitblaaszijde van de warmtepomp tot muren, terrassen, voetpaden enz. moet minstens 3 m bedragen.
- Om luchtkortsluitingen en geluidsreflectie te voorkomen moet een opstelling in nissen of tussen twee
muren worden vermeden.
- De opstelling in een lager gelegen plek is niet toegelaten omdat koude lucht naar beneden zakt en er
zodoende geen luchtverversing plaatsvindt.
- Opstelling rekening houdend met het lawaai kiezen: afstand tot percelen van buren in acht nemen om
storen te vermijden.
- De warmtepomp niet direct in de meest voorkomende windrichting opstellen / luchtkortsluitingen
voorkomen
- Het condensaat sijpelt weg in het grindbed.
- Luchtopeningen tegen bladeren en sneeuw beschermen
- Leidingen in de grond van thermische isolatie voorzien
De lucht-warmtepomp voor buitenopstelling niet in een omgeving opstellen welke door corrosieve
gassen, zoals bijvoorbeeld zuren of alkalische gassen, is belast.
Niet op een plaats met directe zeewind opstellen omdat dan corrosiegevaar door zilte lucht bestaat,
in het bijzonder aan de lamellen van de verdamper. Bij sterke wind kan het noodzakelijk zijn een
windscherm op te richten om de zeewind af te weren.
Sterke wind kan de beluchting van de verdamper storen.
Bij de montage van de buitenmodules op platte daken kunnen er aanzienlijke windbelastingen
ontstaan naargelang de hoogte van het gebouw en de windzone. Het wordt aanbevolen om de
onderconstructie te laten berekenen door een professionele ontwerper of constructeur, rekening
houdend met het draagvermogen van het dak en de windbelasting. Daarbij moeten de specifieke
normen en richtlijnen van het land worden nageleefd.
In sneeuwrijke gebieden of op zeer koude plaatsen dienen beschermingsmaatregelen te worden
getroffen teneinde de goede werking van de warmtepomp te waarborgen.
Indien nodig moet de installatie worden opgenomen in de bliksem- en overspanningsbeveiliging.
Niet installeren met de uitblaaszijde tegen de hoofdwindrichting in.
Koudemiddelleidingen, warmte-isolatiematerialen, elektrische aansluitleidingen, kabelgoten/-
buizen enz. dienen tegen mechanische beschadiging te worden beschermd alsmede bestendig
tegen weersinvloeden en uv-straling te worden uitgevoerd.
18
Opstelling BWL-1S(B)
3064581_202102