Elektrische aansluitingen
Algemeen
•
De elektrische installatie en de bedrading moeten worden
uitgevoerd conform de nationale bepalingen.
•
Ontkoppel de SMO 40 voordat u een isolatietest van de
bedrading in het pand uitvoert.
•
SMO 40 moet worden geïnstalleerd via een werkschake-
laar. De kabeldikte moet berekend zijn op de gebruikte
zekeringcapaciteit.
•
Gebruik voor de communicatie met de warmtepomp een
afgeschermde kabel.
•
Om interferentie te voorkomen, mogen sensorkabels naar
externe aansluitingen niet dichtbij elektrische voedings-
kabels worden gelegd.
•
De minimale doorsnede van de communicatie- en sensor-
kabels naar externe aansluitingen dient 0,5 mm² met een
max. 50 m te bedragen, bijvoorbeeld EKKX, LiYY of gelijk-
waardig.
•
Bij het trekken van een kabel in de SMO 40 moeten de ka-
beldoorvoeren (UB1) en (UB2) worden gebruikt.
•
Voor een bedradingsschema voor de SMO 40, zie het
hoofdstuk "Technische specificaties".
Voorzichtig!
Start het systeem niet voordat u het gevuld hebt
met water. Componenten in het systeem kunnen
anders beschadigd raken.
Voorzichtig!
De elektrische installatie en het onderhoud moeten
worden uitgevoerd onder toezicht van een erkend
elektrotechnisch installateur. Schakel, voordat u
met het onderhoud aanvangt, de stroom met ge-
bruikmaking van de werkschakelaar uit.
FC1
L N
1
1
0
PE
2
3 4
LEK
UB1
NIBE SMO 40
1 2
3
4
UB2
AUTOMATISCHE ZEKERING
Het bedrijfscircuit van de bedieningsmodule en delen van
de interne componenten daarvan zijn intern gezekerd door
een automatische zekering (FC1).
Hoofdstuk 5 | Elektrische aansluitingen
17