Bedieningsanleiding
Controles
Resultaat: De voorwielen en de achterwielen
moeten in dezelfde richting als het stuur
draaien.
Controle van de transmissie en de remmen
18 Vergewis u ervan dat de arm helemaal omlaag
en ingeschoven is.
19 Druk op het dienstrempedaal.
20 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging op de vooruit beweging. Laat
het dienstrempedaal geleidelijk los. Zodra
de machine begint te bewegen, druk op het
dienstrempedaal.
Resultaat: De machine moet eerst vooruit
bewegen en dan plotseling stoppen.
21 Breng de hendel voor de selectie van
de voortbeweging op achteruit. Laat het
dienstrempedaal geleidelijk los. Zodra de
machine begint te bewegen, druk op het
dienstrempedaal.
Resultaat: De machine moet achteruit
bewegen en dan plotseling stoppen. Met de
voortbewegingshendel op achteruit, moet het
achteruitrij geluidssignaal luiden.
22 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging op neutraal.
23 Trek de parkeerremhendel omhoog.
Resultaat: Het rode controlelampje van de
parkeerrem moet aangaan om aan te geven dat
de rem ingeschakeld is.
24 Breng de hendel voor de selectie van de
voortbeweging eerst op vooruit en vervolgens
op achteruit.
Resultaat: De machine moet niet bewegen.
25 Breng de parkeerremhendel omlaag. Het
uitgaan van het controlelampje geeft aan dat de
parkeerrem uitgeschakeld is.
44
Controle van de stabilisatoren
26 Met de hendel 1 en 2 de stabilisatoren helemaal
omlaag en helemaal omhoog brengen.
Resultaat: De stabilisatoren moeten werkzaam
zijn.
27 Doe de arm meer dan 20° omhoog en schuif
hem uit
Resultaat: De stabilisatoren moeten niet werkzaam
zijn.
Controle van de lichten
28 Controleer de werking van alle lichten.
INSPECTIE VAN DE WERKPLEK
Met de inspectie van de werkplek kan de bediener
bepalen of de werkplek geschikt is om de machine
veilig te bedienen. Deze inspectie dient door de
bediener te worden uitgevoerd, voordat hij de machine
naar de werkplek verplaatst.
Het is de verantwoordelijkheid van de bediener om
de instructies over mogelijke gevaren op de werkplek
door te lezen en te onthouden, er vervolgens op
te letten en deze te vermijden bij het verplaatsen,
opstellen en bedienen van de machine.
Let op en vermijd de volgende gevaarlijke
situaties:
• afgereden kanten of gaten
• hobbels, hindernissen en puin op de vloer
• hellingen
• een onstabiele of gladde ondergrond
• h o o g
hoogspanningsgeleiders
• gevaarlijke locaties
• e e n t e z a c h t e o n d e r g r o n d o m a l l e
belastingskrachten te weerstaan die door de
machine worden opgewekt
• wind- en weersomstandigheden
• niet geautoriseerde personen aanwezig
• alle andere mogelijk onveilige omstandigheden.
GTH-4010 SX - GTH-3512 SX
Eerste Editie -Derde Druk
a a n g e b r a c h t e
o b s t a k e l s
Code 57.0009.0474
e n