Bellen en gebeld worden
In dit gedeelte worden de basisfuncties voor het bellen beschreven.
Zie "Belfuncties" op pagina 47 voor meer functies.
Een oproep verzenden
In de bovenkant van de telefoon bevindt zich een
ingebouwde antenne. Dek de antenne niet af tijdens
een gesprek.
Om een nummer te bellen, moet:
• de telefoon ingeschakeld en ontgrendeld zijn
• een SIM-kaart geplaatst en gedeblokkeerd zijn
• een netwerkverbinding tot stand zijn gebracht met voldoende
signaalsterkte
Bellen
1 Voer het telefoonnummer in via de cijfertoetsen
(maximaal 40 cijfers).
Opmerking: Als u zich vergist, drukt u op
laatste cijfer te wissen of houdt u
cijfers te verwijderen.
2 Druk op N (verzendtoets) om te bellen.
3 Druk op O (beëindigingstoets) zodra het gesprek is afgelopen.
Opmerking: U kunt in noodgevallen wel alarmnummers bellen, zelfs als
de telefoon vergrendeld is of als er geen SIM-kaart is geïnstalleerd.
Zie "Een alarmnummer bellen" op pagina 48.
Ingebouwde
(-) om het
WIS
(-) ingedrukt om alle
WIS
antenne
Aan de slag - 33