Elektrische aansluiting
6.5 Kabels invoeren en aanleggen
Tussen het deksel en de behuizing van de aansluitkast functioneren de bevestigingsschroeven
van het deksel als potentiaalvereffening.
Een speciale, externe aardleiding is alleen bijkomend ingebouwd wanneer bv. vlakdichtingen
zonder bijkomende steun zijn gemonteerd.
Bij montagewerkzaamheden moet u erop letten dat alle maatregelen voor de
potentiaalvereffening van kracht blijven.
6.5.9
Een traploos rustvlak voor de afdichting in het deksel van de aansluitkast
Het afdichtvlak van het deksel van de aansluitkast wordt door de behuizing van de aansluitkast
en het kabelinvoerelement gevormd. Let daarom op de behoorlijke uitrichting, om de afdichting
en daarmee het beschermtype te waarborgen.
De invoersteun van de kabel resp. de plaat voor de kabelinvoer dient dusdanig ten opzichte van
de kastbehuizing te zijn uitgelijnd dat het afdichtvlak tussen de aansluitkast en het deksel van
de aansluitkast een vlak vormt. Het afdichtgebied moet traploos zijn.
6.5.10
Minimum luchtafstanden
Controleer na de vakkundige montage, of de minimale luchtafstand tussen niet geïsoleerde
delen wordt nageleefd. Let daarbij op de afstaande draadeinden.
Tabel 6-4
De waarden gelden voor een installatiehoogte tot 2000 m.
Bij vaststelling van de benodigde minimale luchtafstand mag de spanningswaarde in de tabel met de
factor 1,1 worden verhoogd, zodat het huidige nominale spanningsbereik bij algemeen gebruik in acht
wordt genomen.
88
Minimale luchtafstand afhankelijk van effectieve waarde van de wisselspanning U
Effectieve waarde van de wisselspanning U
≤ 500 V
≤ 630 V
≤ 800 V
≤ 1000 V
≤ 1250 V
Minimale luchtafstand
eff
eff
8 mm
10 mm
12 mm
14 mm
18 mm
SIMOTICS FD 1LQ1
Bedieningshandleiding 01/2019