ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Doorgang van de elektriciteitskabels
Voer de elektrische aansluitingen uit volgens de geldende bepalingen.
De elektrische kabels mogen niet in contact komen met onderdelen die tijdens de werking heet kunnen worden (bijvoorbeeld: motor en transformator).
Gebruik kabelklemmen om de apparaten aan de stuurkast aan te sluiten. Eén hiervan moet uitsluitend voor de voedingskabel worden gebruikt.
1
Kabelklemmen van de printplaathouder
Voeding
Vergewis u ervan dat tijdens de installatie de stroom is uitgeschakeld.
Voordat u aan de stuurkast gaat werken, dient u de stroom uit te schakelen en de batterijen, indien aanwezig, te verwijderen.
Aansluiting aan het elektriciteitsnet (230/120 V AC - 50/60 Hz)
120 / 230 V AC
50/60 Hz
Maximale belastbaarheid van de contacten
Apparaat
Extra lamp
Knipperlicht
Lampje automatiseringsstatus
Uitgang
Voeding (V)
W - E1
W - E1
11 - FC / 11 - FA
Vermogen (W)
230 AC
60
230 AC
25
24 AC
3