5.5
Afstellingen en onderhoudsprocedures
5.5.1
Reiniging koelers
– Houd de waterkoeler (2) goed schoon voor een
optimaal koelrendement.
– De waterkoeler van de motor (2) is toegankelijk
via de servicedeur (1) aan de voorkant van de unit.
Verwijder alle vuil van de koelers
!
met een fiberborstel. Gebruik nooit
een
stalen
borstel
voorwerpen.
– Stoomreiniging
in
combinatie
reinigingsmiddel is toegelaten.
Voorkom schade aan de koelers: de
!
hoek tussen de straal en de koelers
moet ongeveer 90° bedragen.
Bescherm de elektrische uitrusting
en de besturingselementen, lucht-
filters, enz. tegen insijpelend vocht.
Reinig de alternator nooit met
stoom.
– Sluit de servicedeur(en).
Ruim in of rond de generator
!
gemorste vloeistof, zoals brandstof,
olie, water en reinigingsmiddelen
altijd op.
- 97 -
5.5.2
Reiniging brandstoftank
of
metalen
met
een
Volg alle toepasselijke milieu- en
!
veiligheidsvoorschriften.
– Zet een geschikte opvangbak onder de aftapplug
(1) van de brandstoftank.
– Verwijder de flens (2) en de aftapplug (1).
– Kantel de eenheid ongeveer 15°, om alle
brandstof, vuil en water te verwijderen.
– Reinig de brandstoftank en draai de aftapplug en
flens handvast.
Ruim in of rond de generator
!
gemorste vloeistof, zoals brandstof,
olie, water en reinigingsmiddelen
altijd op.
– Hervul de brandstoftank met schone brandstof.